Corné was vasthoudend geweest en had de jonkheer gedwongen zijn voorstel tot in detail te beluisteren. Het kwam erop neer dat iedere grondbeheerder met meer dan 200 hectare, een aanvraag mocht indienen voor ondersteunende funding bij het Europese fonds voor landschapsbeheer. In die pot zat zo’n slordige 1,4 miljard euro, en Corné schatte in dat een goed onderbouwde aanvraag, en wat gesprekjes in Brussel, een bijdrage van ten minste 1000 euro per hectare kon opleveren. Pas toen ze een week later samen bij de notaris zaten, om deze zaak eens grondig door te spreken, begon Jonkheer Terbrueghe in te zien dat het Europees burgerschap zo zijn voordelen kon hebben. De notaris had er ‘voor de vorm’, zoals hij glimlachend zei, nog wel even bij vermeld dat het in het voorstel dat ter tafel lag, niet helemaal helder was of de te subsidiëren grond wel of niet verpacht was, maar die sectie uit het plan kon, volgens Corné, nog wel herschreven worden. In essentie kwam het erop neer dat Europa wilde bijdragen aan het behoud van haar cultureel landschappelijk erfgoed. Terbrueghe vond het uitstekend klinken.
De jonkheer ging zitten op een van de lege stoelen in de wachtruimte en zuchtte diep. Hij had op geen enkele clementie van de heren van de FIOD hoeven rekenen, toen ze aan kwamen zetten met een leeg geplukte rekening op naam van de Stichting Derden Gelden Landgoed Terbreughe. Hij had geen idee waar de overgebleven twee miljoen euro gebleven waren, erop gestort vanuit een Europees fonds, maar evenmin had hij de behoefte gevoeld om uit te leggen hoe zijn schulden bij het casino recentelijk afbetaald waren. Niet dat dit ertoe deed. De boete, hem opgelegd wegens het frauduleus innen en besteden van een Europese subsidie, was ruim hoger geweest dan zijn speelschulden. Er was beslag gelegd op zijn bezittingen en daar zou voorlopig geen verandering in komen. Het liefste zou hij Corné van der Reijt een klap in zijn gezicht verkopen, maar die was onvindbaar. Terbrueghe verwachtte geen bijdrage meer van hem, alhoewel er conform de afspraak, onder heren gemaakt, nog wel een paar ton openstond.
‘U heeft toch onterecht subsidie aangevraagd of is dat ook een fabeltje?’ De jonge vrouw keek hem onderzoekend aan waarbij ze haar hoofd een beetje scheef hield. Terbreughe moest zich inhouden om geen tirade tegen haar af te steken. Waar dacht ze verdikkeme dat ze het recht vandaan haalde, hem lastig te vallen met haar opdringerige nieuwsgierigheid? Hij keek haar aan en herhaalde zijn vraag.
‘Mijn inzet zullen de handschoenen zijn. Wat is de uwe?’
Ze was op de stoel achter hem gaan zitten waardoor ze met de rugleuningen tegen elkaar aankwamen.
‘Wat zou u een redelijke inzet vinden?’ vroeg ze, voor zich uit pratend.
‘U bent tenslotte de expert van ons twee als het om de etiquette van een goede weddenschap gaat’.
‘Ik accepteer elk neergelegd bod mevrouw, de etiquette schrijft dit voor. Tevens bent u verplicht een gelijkwaardig tegenbod op tafel te leggen.’
Hij voelde hoe de jonge vrouw een beetje achterover leunde waardoor haar blonde krullen gedeeltelijk over zijn schouder vielen. Hij deed zijn hoofd in zijn nek en snoof haar parfum op.
‘Ik’, sprak ze met zwoele stem, ‘bied u mijn diensten aan’.