Groen licht

Er loopt een klasje

over straat

De juf voorop

In de klas loopt

Ferdinand

Ferdinand luistert

naar de geluiden van de stad

naar het suizen van de wind

naar het kraken van hagelslag

in zijn hoofd

Hij vind de juf wel aardig

maar ook een beetje dom

Ze loopt al de hele weg

te roepen

kijk voor je uit

kijk uit

kijk voor je

Ferdinand denk dat de juf

eigenlijk tegen zichzelf spreekt

zijzelf ziet haar toekomst

niet meer

maar herinnert zich

nog wel

dat ze er eentje had

Hij wil de juf graag helpen

als ze weer begint over vooruitkijken

geeft hij antwoord

U moet zelf eens meer vooruitkijken

zegt Ferdinand

De juf zwijgt

en kijkt hem aan

het licht springt op groen

niemand in de rij beweegt

groenlicht

Ferdinand kijkt om zich heen

twee toeristen kijken naar hem

ze zijn verzot op elkaar

dat ziet hij zo

Tijd

Als tijd
alle wonden
heelt
waar
blijft ie dan
die tijd?

Waar blijft de tijd die alle wonden heelt, de pleister in dimensies verband legt om begrip, verklarend wat de mens is.

Waar blijft dat noodverband
mitella van verloren tijd
nooit achterhaald meer wordt
zelfs niet door spijt

Niet illegaal, niet op recept
nergens meer verkrijgbaar
alleen in tijden uitgedrukt
lijkt beterschap wel haalbaar

Tijd, ongrijpbaar klereding
chirurgisch echt onfeilbaar
precies als ik het niet meer snap
wordt beterschap verklaarbaar

snelweg to heaven

Is tijd een haven om in aan te leggen?

Zou geweldig zijn als je even de ankers uit kon gooien. Er is geen haven. Slechts de menselijke behoefte aan te leggen en te genieten van de status quo.

Daar is niks mis mee, we maken het allemaal weleens een eiland als een status quo. Palmboom, wit strandje, parasolletje uit een glas met ijsblokjes, een silhouet in tegenlicht.

Niet meer verder, heel even stil. Alsof mijn wensen me niet meer willen. Wanhopig begrijpend wat verleden heeft bewezen over wat de toekomst brengen gaat. Een futiele poging tot begrip van aards bestaan. We begrijpen niks. Ik begrijp niks.

Tijd is met me op de loop, ik loop achter, ik loop mee, ik loop voor.
Ik wordt gerelateerd aan tijd.
Alles wat ik doe is tijdelijk.
Ik tik langzaam voort naar de eindigheid.
Wind me op en ik loop af.

Ik heb de tijd.

Kamer 23.

Voor de zoveelste keer werd ze overvallen door dezelfde gedachte. Ze lag hier opgesloten in een long. Een muffe, slecht doorbloedde, zwartgeblakerde long. Zo een die de verpakking van zijn pakje Lucky Strike sierde, haar nachtwaker. Deze kamer deed gekke dingen met haar. Of misschien was het gewoon wel de wiet die ze samen rookten. In zijn armen voelde ze zich veilig en gewild.

Eenmaal losgelaten in de eenzaamheid van deze ruimte werd ze meegezogen door de long. De muffe, slecht doorbloedde, zwartgeblakerde long. De gordijnen werden tentakels en slingerden zich als slijmerige slierten weefsel om haar heen. Trokken haar met zich mee de kwaadaardig pulserende ruimte in. Dekens veranderden in een zwarte aanslag die zich aan haar hechtte. Het hoogpolig tapijt werd de bekleding van haar waanbeeld dat bij iedere gierende ademhaling kromp en daarna weer uitzette. Grijze vijandige rook likte onder de deur door.

Wanhopig probeerde ze haar opkomende hoestbui te bedwingen. Rood aangelopen van de ingehouden spanning zag ze lijdzaam toe hoe de deur steeds boller kwam te staan van de onstuitbaar drukkende rook erachter. Met een enorme kracht vloog hij open en door de druk werd ze uit bed geslingerd. Onbeheersbaar knalde de vaporeuze overval door de verstikkende ruimte. Haar cellen geselend tot in de kleinste uithoeken van de kamer waar bloedsporen langs de plinten drupten. Met de ogen angstig wijd open gesperd zocht ze zich ruggelings crawlend een weg tussen de resten van rottend weefsel dat zich via de poten van het bed een weg omhoog baande. Het beddengoed langzaam veranderend in een smeulende puinhoop. Het werd haar langzaam zwart voor ogen. Zijn armen en goddelijk lichaam leken verder weg dan ooit. Ze wist zeker dat hij zou komen. Hij zou haar redden. Met haar laatste krachten beroerde ze de knop.

lange-lege-het-ziekenhuisgang-9096510

Het rode lampje op het display lichtte op. Opkijkend uit zijn studieboek zuchtte hij zacht.  Kamer 23. Jezus, al de derde keer vannacht.

Dat ze van hem droomde vond hij op een of andere manier wel vleiend.Hij hield vaak haar hand even vast als ze er met rode koontjes over vertelde.  De wiet gaf haar de rust die ze nodig leek te hebben. Hij was er alleen nog niet achter waarom ze telkens uit bed viel. Stiekem fantaseerde hij daarover. Met zijn gebruinde linkerhand tikte hij het display tot rust en sjokte de lange kille gang in.

Eerst plassen, ze kon wel even wachten.

Gemalen bonen

Kantoor. Iedereen druppelt binnen in een vakantiesfeertje. Het merendeel der collega’s is al vertrokken met de kinderen richting de zon en er heerst een vrije lossere sfeer. Het lijkt of er ruimte is voor andere dingen dan de stand van zaken in de dagelijkse ratrace.

“Kom even zitten, wil je koffie?” Iedereen verlangt naar de koffie op maandagmorgen. Alsof een paar slokken ons doen inzien dat het ontdekken van cafeïne de grootste zegening voor de gejaagde mensheid is. Geurige gemalen bonen als duiding van levensstandaard en comfort.
De conciërge is ook op vakantie maar heeft een briefje achtergelaten.
‘Koffiemaken voor dummies’, heeft hij bovenaan geschreven. Volgens instructie zet ik de koffiemachine aan en vraag me af waarom die dingen geen apparaat meer heten. De lichtjes gaan branden, het vertrouwde geluidje van de spoeling weerklinkt.
‘Periodieke schoonmaak apparaat’, verschijnt er in een klein schermpje. Dus toch een apparaat. De handleiding voor dummies voorziet niet in de schoonmaak instructies dus ik ga, licht chagrijnig van deze rauwe onderbreking van het vakantiegevoel, opzoek naar de echte handleiding.

Het is maandagochtend. Ik slaap nog. Mijn verstandelijke vermogens nemen in rasse schreden af. Ik weet het niet. Wat ik ook bedenk als oorzaak van mijn onvermogen, ik snap niets van de koffiemachine. Ik lees de handleiding en begrijp niet waar de fabrikant het over heeft. De logische volgorde van water bijvullen, kalktabletten toevoegen, spoelen en knopjes indrukken ontgaat mij. Het ‘In een handomdraai’, gaat niet over mijn bemoeienis met dit apparaat. De collega’s worden ongeduldig en ik steeds chagrijniger. Het is ernstig. De vakantiesfeer verpest. De weekendverhalen worden al verteld met de regenbuien erin en mijn humeur is ontdaan van de zonsopgang die voor de koffie nog gloorde aan de horizon.
Een uur later doet ie het. Lekkere, heerlijke, geurige gemalen bonen koffie. Iedereen is het erover eens. Geen zonnige weekend belevenis op maandagmorgen zonder koffie. Goudbruin gebrande verhalen. Ik voel me een held en een sukkel tegelijk. De huldiging blijft uit.

Rond tienen komt de werkster binnen. Ze draagt een pruik vanwege haar chemo behandelingen en ziet er vermoeid uit. Ik denk na over een handleiding voor dummies en vraag haar hoe het gaat.
“Met mij wel goed, maar met mijn broer niet. Hij heeft vliegende kanker en neemt van de week een spuitje. Of volgende week, hij wil zijn kinderen nog zien”.
“Kom even zitten, wil je koffie?”

gemalen bonen

Waanzin

Ter gelegenheid van de nationale boekenweek werd er een wedstrijd uitgeschreven voor ultrakorte spreuken en verhalen. Het thema was ‘waanzin’. Een deskundige jury beoordeelde ruim 450 inzendingen en koos er negen uit waar het publiek op mocht stemmen. Je voelt hem aankomen, de winnaar was:

tegeltjes wijsheid

Déjà vu

De lucht achter de voorruit is strak blauw. Zinderend stroomt de warmte uit een slecht functionerende airco. “Almost cut my hair”, zingen Crosby, Stills, Nash en Young. De man en de vrouw weten niet meer zeker uit welk jaar. Tegen een achtergrond van een gortdroog en glooiend landschap kruipt hun huurauto naar de Portugese kust. Alle ramen open. Terug in de tijd.

Een kampvuur op het strand.
De zoete lucht van wiet .
Geluiden van de zee.
“I lost my heart in Milfontes”, D-mineur, een lastig akkoord.
A capella zonder harmonie.
Alcohol als dissonant.
Hun dochter moet hier ergens verwekt zijn.
Gisteren, negentien jaar geleden.

In gedachten verzonken drukt de vrouw op de shuffleknop van de cd speler. ‘Our House’ geeft haar verleden kleur. “Wat heeft ze hier in godsnaam nou te zoeken”, vraagt ze zich hardop af met een bozige ondertoon in haar stem. “Wat zochten wij hier eigenlijk?”
Hij is er ook nieuwsgierig naar. Misschien had hij eerder iets moeten zeggen over zijn gevoel. Geen twee weken moeten wachten. Hun dochter was immers op vakantie. Laat dat kind toch van zichzelf zijn.
Ze draaien de asfaltweg af. “Volg de borden Cercal maar, het is de N262”.
Het trillende landschap heuvelt langs de voortbewegende auto. Boerenerven met Don Quichot molens aan de rand. Magere lome honden in de schaduw. Boomgaarden vol rijpend fruit van de zon.
Het is zomer.

“Ficamos com tempestade e chuva”, klinkt het uit de radio. “We krijgen regen en onweer”, zucht ze . “Sinds wanneer spreek jij Portugees?”, vraagt hij verbaasd.
“Van Jorge”, zegt ze terwijl ze het landschap bestudeerd.
“Jorge”, herhaalt hij.
De knokkels van zijn hand aan het stuur kleuren langzaam wit. Hij had zijn inzichten over de vrije liefde drastisch herzien na die zomer. Krassen op zijn ziel.
Ze nemen een binnendoor weggetje en als ze stofwolken achterlatend de Rio Mira kruisen begint het hem te weer dagen.

Porto Nuovo del Milfontes, aan de monding van de Rio Mira, is gegroeid.
In tegenstelling tot wat de folders beloven heeft het toerisme haar al wel ontdekt.
Hotel Mar e Sol biedt uitzicht op de rivier die hier een zee bereikt.
Verlaten en zanderig spoelt het water heen en weer. Een lang deinend lint van vissersbootjes wacht tot het tij keert. Wit geschilderde huisjes in smalle straatjes weerkaatsen de hitte van de zon.
Op een parkeerplaats langs de kade staat een volkswagenbusje uit de tijd van Crosby en consorten. Uitbundig beschilderd, een overduidelijk trofee van de plaatselijke surfscéne.
DSC_0231

Ze hebben de invloeden van het zilt proberen weg te schilderen. Gemixt met roesttinten. “Don’t laugh…your daughter may be in this van!”, staat er op de zijkant gekalkt.
Hij hoopt dat ze het niet gezien heeft.

“Hoi Mam, hoi Pap!, wat een super verrassing!”
Hun uitgesproken woorden van ongerustheid bereiken haar niet. Haar schaterlach en levenslust geven af als ze gaan eten in een visrestaurant direct aan de kust. Ze zijn gerustgesteld en opgelucht drinken ze de koele plaatselijke wijn. Ze heeft een verlegen Portugese jongen meegenomen en stelt hem voor als haar nieuwe vriendje.
“Meu nome é Jorge, zegt hij timide handenschuddend.

Boven de muziek uit klinkt het zachte gerommel van opkomend onweer.

Een Amsterdams terras

ysbreeker

Eten met mijn schrijfclub. We zijn neergestreken op het terras van de Ysbreeker aan de Amstel. Oevers met herenhuizen uit een rijk verleden met elkaar verbonden door een magere brug. Tweewielers slingeren zich een weg door het verkeer. De route van veel sloepjes die door mijn blikveld varen lijkt alcoholcontroles op het water te rechtvaardigen.
Het Amsterdam van nu fietst en vaart.

Onze cursus is al op vakantie maar wij hebben afgesproken om elkaar blijvend te stimuleren in onze liefdevolle worsteling met de letteren. We spreken de waarheid over de kwaliteit van elkaars schrijven. Daarna schenken we nog eens bij om te overleggen hoeveel we hiervan aankunnen. In de avondzon hoor ik ze soms praten, mijn schrijfgenoten.

Aan het eind van de grote tafel waaraan we zitten hebben drie vrouwen plaatsgenomen. De meer dan middelbare leeftijd wordt bestreden door frivole mantelpakjes, veel decolleté ,make-up en lippenstift maar bovenal door brillen. Een van de vrouwen draagt een bril met een dik roze montuur en zet hier overheen haar fel blauwe zonnebril op als ze de menukaart probeert te lezen. Het past niet goed waardoor ze een soort dubbel glas-in-lood venster op haar hippe oude hoofd heeft. Ze is het grootste gedeelte van de tijd bezig om de brillen in de goede volgorde van en op haar hoofd te zetten en ze daar te houden. Het gebrek aan varifocus houdt haar fit.

Ik heb een hamburger besteld. Net als op een reguliere cursusdag wanneer ik met mijn dochter eet bij Burgerzaken. Macht der gewoonte. Als ik mijn kaken in de sappige dode koe zet komt er een mannetje aanlopen. Zijn uiterlijk, kleding en voorkomen doen me ineens beseffen hoe goed ik het heb. Ik veeg de ketchup uit mijn mondhoek wanneer hij langzaam langs de tafel dichterbij komt. Ik heb wat kleingeld in mijn zak. Opborrelende gedachten over de daklozen opvang hier in de hoofdstad en het gebrek aan adequate middelen om hier op een menselijke manier uitvoering aan te geven spelen door mijn hoofd. Met uitgestoken hand loopt hij naar een van mijn tafelgenoten en vraagt: “Is deze vrij?” Hij pakt de stoel en gaat naast ons aan de grote tafel zitten. Besteld een hamburger en een Belgisch biertje, neemt de krant en verdiept zich in de waanzin van de dag.
‘Gezonde leefstijl voorkomt dementie’, kopt het dagblad.

Ik denk na over de bril die ik opzet als ik in Amsterdam ben.
Een beetje meer varifocus kan geen kwaad geloof ik.

Animaalstroom

Mijn hond Kai is zes jaar oud. Het is een Duitse herder met het imago van een killer en het zelfbeeld van een Jack Russel. Mijn dochter vroeg erom. Ze voelde zich niet meer veilig alleen in huis en ik zag mijn kans schoon op een setje tandjes.

“Krijg ik een leuk klein hondje pap?”Dat was de vraag van mijn andere dochter. 12 jaar geleden. Het werd een Jack Russel met een lief image en het zelfbeeld van een herder. Ik heb twee dochters en twee honden. Mijn vrouw heeft niets met dieren en mijn dochters zijn inmiddels het huis uit. De honden niet, ze leven nog. Vroeger wilde ik altijd een hond. Ik zeurde er erg om. Nu ben ik daar niet zeker meer van.

Ik woon buiten waar het gewoon is om dieren te hebben. Tenminste, dat vond mijn vader. Ik hield van mijn vader maar daarin kun je ook te ver gaan. “Mijn tuin is jouw tuin pap”, zei ik toen hij in een appartement ging wonen en ik zijn ontreddering besefte. Hij kon niet leven zonder tuin en dieren. We bouwden een volière voor vogels en kippen en een hok voor konijnen.

Mijn vader is inmiddels dood. Alle dieren zijn er nog. Mijn vrouw heeft niets met dieren en mijn dochters zijn het huis uit. Je vraagt je nooit af hoelang een kip leeft. Of een konijn.

.working on a dog's life

Schuilen

Ik bevind me in het mooiste gebouw van Arnhem.

Zegt de man van de Gelderlander.

Het auditorium op de hoogste verdieping

is het toneel van Thomas Verbogt.

Het uitzicht is een brug tever.

Verbogt praat er geïnspireerd doorheen.

Herbouwd oorlogsverleden in mijn blikveld doet

me verlangen naar bescherming.

Wegkruipen of armen om mij heen.

Iets in mij wil schuilen.

Voor bommen en granaten,

voor verleden zonder toekomst,

voor Charly , pennenvruchten en  voor hartzeer.

Toen ik bij het gebouw Rozet aankwam bleek ook

de bibliotheek geopend.

Voor de deur wijst een jongetje van een jaar of tien,

aan de hand van zijn vader, op het grote roze aardvarken.

Het ligt er, hufterproof, aan de overkant van de straat.

“Als het oorlog is”, zegt het jongetje,”is dat echt de beste plek om te schuilen.

Onder zijn linkeroor, daar ben je veilig. Daar kan je echt niets gebeuren”.

Zijn vader beschermd hem tegen de gevaren van de draaideur en loodst hem naar binnen.

Kort wachtend in de regen tot ze binnen zijn en kijk naar het grote roze oor.

Ik vermoed een kleine boekenwurm die zojuist ‘Oorlogswinter’ gelezen heeft.sneeuwfietser-900