Ik bevind me in het mooiste gebouw van Arnhem.
Zegt de man van de Gelderlander.
Het auditorium op de hoogste verdieping
is het toneel van Thomas Verbogt.
Het uitzicht is een brug tever.
Verbogt praat er geïnspireerd doorheen.
Herbouwd oorlogsverleden in mijn blikveld doet
me verlangen naar bescherming.
Wegkruipen of armen om mij heen.
Iets in mij wil schuilen.
Voor bommen en granaten,
voor verleden zonder toekomst,
voor Charly , pennenvruchten en voor hartzeer.
Toen ik bij het gebouw Rozet aankwam bleek ook
de bibliotheek geopend.
Voor de deur wijst een jongetje van een jaar of tien,
aan de hand van zijn vader, op het grote roze aardvarken.
Het ligt er, hufterproof, aan de overkant van de straat.
“Als het oorlog is”, zegt het jongetje,”is dat echt de beste plek om te schuilen.
Onder zijn linkeroor, daar ben je veilig. Daar kan je echt niets gebeuren”.
Zijn vader beschermd hem tegen de gevaren van de draaideur en loodst hem naar binnen.
Kort wachtend in de regen tot ze binnen zijn en kijk naar het grote roze oor.
Ik vermoed een kleine boekenwurm die zojuist ‘Oorlogswinter’ gelezen heeft.