
Je kunt me nog wel meer vertellen over glasscherven in de gang,
over losgetrilde schilderijtjes van opa, oma en hun onverschrokken hond.
Over de plekken waar je met hen geweest bent toen ze er nog waren,
hoe jullie samen huilden om een kogelgat in bloemetjes behang.
over de benen van de buurman die verdwenen in het niets.
Over zijn kleine kind dat lag te lachen in de goot,
rond haar de resten van bescherming die de kinderwagen bood.
Je kunt me nog wel meer vertellen over de mensen in de straat.
Hoe ze naar hun huizen keken die nergens meer op leken,
over de perkamenten schil die hun vrijheid is gebleken.
Over waaiende papieren waar hun geschreven leven nog op staat.
Je kunt me nog wel meer vertellen over dat je niet meer weet
wie niet van wijken wilde weten, wie niet wilde gaan.
Wie daar in de kelders onder gebouwen nog kon denken
aan het weerbericht van morgen en de rest van hun bestaan.
Je kunt me nog wel meer vertellen over de leiders in jouw land.
Over hoe ze jouw vertrouwen wonnen met in hun hand jouw hand.
Over gouden speldjes die ze prikten in jouw stijf gestreken blouse
en de eretitels die vanwege landsgedichten bij jou zijn beland.
Je kunt me nog veel meer vertellen over gedichten uit verleden.
Over de zin die mensen erin zagen als reden om maar door te gaan.
Over weidse witte woorden die puinhopen versneden
alsof ze er nooit zijn geweest, niet echt hebben bestaan.
Je kunt me nog veel meer vertellen over jouw vers dat niet meer klopt
omdat het hart eruit gerukt is, al het leven is gestopt.
Van opa’s, oma’s, onbekende ouders met hun kapotgeschoten kind.
Je moet me nog veel meer vertellen,
je moet me nog veel meer vertellen,
je moet me nog veel meer vertellen
zodat ik jouw woorden vind.