Roesje

Ik kom bij. Langzaam worden de mistige contouren van een kamer geplooid tot herkenbare lijnen en vormen. Tussen wegzakken en helder zijn door besef ik dat de operatie klaar is. Ingesnoerd lig ik in een soort grote broek die me behoed voor verkeerde bewegingen zodat mijn lijf kan wennen aan mijn nieuwe heup. Binnen handbereik hangt een zakje met een pompje eraan. Navraag leert me dat dit morfine betreft tegen de pijn. Die is wel te doen maar morfine ontbreekt nog op mijn lijstje van verdovende ervaringen. Ik gebruik het pompje en geef zo kleur aan de verder saaie kamer. Herkenbare lijnen en vormen vervagen en ik keer terug naar mistige contouren. Er speelt een muziekje door mijn hoofd.

Ik haat ziekenhuizen. Kotste vroeger elk ziekenhuis onder. Men verdacht mij van epilepsie maar het bleek met een hoge gevoeligheid te maken te hebben. Zo dweilde ik menig hospitaal door opzoek naar een uitweg. Eenmaal naar buiten gesleept knapte ik weer op. Ik werd eens geopereerd aan mijn neus. Toen ik bijkwam stond mijn vriendin aan het bed en keek me bezorgd aan. “Mijn god, als dat maar weer goed komt”, sprak ze. Ik vroeg onmiddellijk om een spiegel en deelde haar vrees. Rocky in het kwadraat. Maar het kwam goed, mijn neus stond weer recht en ik wankelde het ziekenhuis uit.

Zwakke heupen. Het zit in de familie. “Het heeft niet echt geholpen dat u zoveel gesport heeft”, zei de chirurg tegen me. Ik ben er de man niet naar om om te zien in wrok. Mijn opa liep al zolang ik hem kende met een stok. Hij moet helse pijnen gekend hebben en ik besef nu dat de momenten die we deelden voor hem een verlichting betekenden. Ik nam altijd een stevige borrel mee. De medische wereld boekte sindsdien vooruitgang en ik hoef nog maar een week of zes met krukken te lopen. Zelfs de noodzaak voor die borrel is er niet meer. Ik doe niet alles uit noodzaak.

De kliniek waarin ik herstelde is een oud Gents herenhuis waar vroeger een Italiaans restaurant in was gevestigd. De man en vrouw die nu de kliniek bestieren waren vroeger de eigenaren. In de kelder is de ruimte voor de fysio en het zwembad. Dan twee verdiepingen kamers en bovenin het Italiaanse restaurant waar je alleen via een trap kunt komen. Dit bevorderde het herstel aanzienlijk. Leerde traplopen met krukken in no time. Ik nam op de eerste dag de lift naar beneden voor oefeningen in het zwembad. Bij binnenkomst zag ik de verbaasde blikken die men mij toewierp toen ik mijn badjas uittrok en ik werd teruggestuurd. In de roes van resten morfine was ik vergeten een zwembroek aan te doen. De fysiotherapeute die mijn been behandelde keek me meewarig aan. Ze probeerde mijn olifantsbeen van vocht te ontdoen. “We zijn het wel gewend mijnheer”, zei ze,”den Hollander is over het algemeen iets ambitieuzer”. Ik deed teveel en kon te weinig. Het restaurant op de bovenste verdieping liet op zich wachten. Daar ben ik niet goed in, wachten. Ik droomde van fietsen door weidsheid, lang wandelen in eindeloze bossen en grote borden spaghetti.

Soms ben ik blij dat er van allerlei dingen twee zijn. Het is handig dat we twee handen hebben. De akoestiek verbeterd aanzienlijk bij beschikbaarheid van twee oren. We omarmen warmer met twee armen. Minder blij wordt ik van het besef dat ik twee heupen heb. Over een maand is de andere aan de beurt. Ik heb mijn hoop gevestigd op een pompje.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s