Poëzieweek

In het kader van de poëzieweek (28 jan.- 3 feb.) bevind ik mij gedurende twee avonden en een middag in de Poëziekamer. Daar spreken we digi-taal. Een initiatief van Lieke van Rooijen, waar een viertal dichters jullie één op één ontvangen en je kunt luisteren naar in samenspraak gekozen gedichten. Het thema van de week is ‘samen’. Dat kan natuurlijk van alles zijn. Ik heb er middels met het onderstaande gedicht een invulling aan gegeven. De vorm van dit gedicht is nog aan verandering onderhevig. Er is tekst, er volgt voordracht en er volgt een muzikale uitvoering die in samenwerking met la Zona gemaakt wordt. Op onze FB site https://www.facebook.com/rechtdoorkanaltijdnog kun je kijken wat er in deze barre tijden ook nog van de productieband af komt. We staan niet stil dus maak een afspraak en kom naar de poëziekamer! https://www.atelierpapoe.nl/poeziekamer en via FB: https://www.facebook.com/De-Po%C3%ABziekamer-103666591722297

Samen is ondeelbaar (Romheen met la Zona)

Techniek, montage en geluid: Barend van der Pol. Drums; Sander Roerdink. Bas: Ronnie van Silfhout. Saxofoon: Maaike Teunissen. Trompet: Jean Paul Pino. Woorden: Romheen.

Samen is ondeelbaar

Zoals een priemgetal

dat scheef gaat hangen

wanneer je het doormidden

klieft.

Je kunt alles wel alleen doen

zolang je dat belieft maar

Samen is ondeelbaar

Samen is een foto met een kartelrand

Samen is heel lief of ergerlijk pedant

Samen is een oorlog waar zonder munitietekort 

nooit echt met scherp geschoten wordt 

Samen is het groot geluk dat ergens is weggelegd 

En soms is blikken op dat samen een venster vol met vette pech

Samen is ondeelbaar

Hoe graag je ook alleen wilt zijn

je komt er niet vanaf

Samen in hetzelfde schip

varend naar hetzelfde graf

Samen is ondeelbaar

Samen is een werkwoord waar nooit wordt gestaakt 

De superlijm, cement voor alle helften die op drift lijken geraakt

De kauwgum vlek in spijkerbroek

De navelstreng naar zoete koek

ondeelbaar

daar is samen van gemaakt.

@Romheen

januari 2021

Een leven lang leren

Een leven lang leren.

Een oude vrouw, ze beweegt alsof ze voortgetrokken wordt door de middelpunt vliedende kracht van de wielen onder haar rollator. Het korte witte haar op haar hoofd danst mee in het ritme van haar stappen. Het hoofd lijkt slechts losjes verbonden met de rest van haar lichaam. Haar handen lijken de handvaten elk moment te gaan loslaten. Af en toe maakt een van de wieltjes een rondje op eigen houtje en houdt ze even in om het fragiele evenwicht te herstellen.

We zijn ongeveer gelijk bij de deur. Ik laat haar voorgaan. In de deuropening stopt ze om een mondkapje voor te doen. Ik wacht tot ze zover is en volg haar voorbeeld. Bij het brood stopt ze voor de manden met croissants. Ik wil er twee en wacht tot ze haar keuze gemaakt heeft. Ze loopt besluiteloos van de ene mand naar de ander en kijkt me aan.

‘Croissants,’ zucht ze, ‘croissants.’

Zonder brood en met een tollend wieltje loopt ze verder. Ik stop twee croissants in een papieren zakje en leg ze in mijn mandje. Ik heb zin in vers fruit en overleg met mezelf bij de bakjes met meloen. Ik neem ze. Naast me klinkt een diepe zucht.

‘Verse vruchtjes, verse vruchtjes.’

Ik treuzel.

Bij het vak met wijn is ze me voor. Als een volleerd connaisseur pakt ze verschillende flessen rood en wit in haar handen. Na een grondige inspectie van het etiket zet ze de flessen weer terug in het vak. Bijna zucht ik zelf.

Ze staat voor me bij de kassa.

‘Heeft u er tien cent bij?’

Ze doet haar mondkapje een beetje naar beneden alsof ze zo beter kan horen.

‘Heeft u er tien cent bij?’

Ze graait in haar tasje en haalde er een zakdoek uit, die vastgeknoopt zit aan nog een zakdoek. Ze trekt langzaam een lang lint tevoorschijn, kijkt op en grinnikt.

‘Ik oefen een goocheltruc.’

Langzaam stopt ze haar gekochte spullen in het mandje van de rollator. Ik zie een blikje ananas, een pak crackers en een fles mineraalwater. Ik reken af en loop achter haar naar de uitgang.

Een stukje van de goocheltruc bungelt uit haar tasje.

Stoof

Ronddolend in de ruimtes van mijn bovenkamer kom ik hem ineens tegen.
Daan.
Hij zit in een grote bruine stoel met brede armen. Er hangt een gehaakt groezelig wit kleedje over de rugleuning. De scheuren en vlekken in het vaal verweerde leer weerspiegelen het geluid van de grote staande klok naast hem. De tijd wordt meedogenloos weg getikt. Zijn minuten gaan sneller dan de mijne. De zwarte kolenkachel in de hoek van de kamer heeft een gloeiend opengesperde glazen mond. De muffe dampen gemixt met het aroma van draadjesvlees en andijvie uit de keuken. Zijn benen gestrekt voor zich uit. De voeten op een vierkant kistje waar je een schaaltje met hete kooltjes in kan doen. In de bovenkant uitgesneden hartjes. Thermostaat avant la lettre.

“Kom jongen, te paard,” zei hij wanneer hij iets te vertellen had.
Ik klom op zijn schoot en liet me meevoeren naar de wereld die hij me voorschotelde. De wereld van een man die een stuiver vond. Ergens op het land van zijn boerderij. De ene keer vond hij hem sneller dan de andere. Een gouden stuiver. Hij ging ermee naar de markt en kocht een varken. Maar het varken was niet vooruit te krijgen. Het dier wilde niet gaan. Toen ging de man naar de hond.
“Hond, wil je varken bijten want het varken wil niet gaan.”
“Nee,” zei de hond. “Ik wil niet varken bijten.”
De man ging naar de stok.
“Stok, wil je hond slaan want de hond wil niet varken bijten en het varken wil niet gaan.”
“Nee”, zei de stok. “Ik wil niet hond slaan.”
De man keek om zich heen en zag het vuur.
“Vuur”, sprak de man, “Vuur, wil je stok branden want de stok wil niet hond slaan, de hond wil niet varken bijten en varken wil niet gaan.”
Vol verwachting keek ik naar Daan’s gezicht. Hij kon vertellen en zingen tegelijk. Ik had deze melodie al duizend keer gehoord maar dacht telkens weer dat er misschien een verrassend ander slot zou volgen. Tot mijn grote vreugde veranderde het verhaal nooit. Hij pakte me bij mijn middel vast en zette zich schrap in de stoel met mij op zijn knieën. Ik wist wat er komen ging en gierde van het lachen voor de laatste zin zijn lippen verlaten had.
“Ja”, sprak het vuur en brandde de stok. De stok sloeg de hond, de hond beet het varken en het varken ging lopen, lopen, lopen, lopen, lopen!
Ik wipte op zijn knieën op en neer alsof ik daadwerkelijk een op hol geslagen varken bereed. Geen pretpark kon de vrije val aan het einde van de rit evenaren. Met een enorme boog belandde ik met een gecontroleerde bonk op het kistje met de warme kooltjes.
Gierend van de lach klauterde ik overeind en besprong hem. “Nog en keer opa, nog een keer!”
stoof
Nadenkend over dat ding kom ik een advertentie tegen. ‘Antiek voetstoofje, inclusief brikettenbakje’, staat erboven.’Vaste prijs: Twintig euro. Het stoofje heeft een kleine reparatie gehad. Op te halen of te verzenden(kosten voor de koper).’
Ik zou er geen stuiver voor geven.