Vergeten groenten

Het grillige landschap weerspreekt de mathematica van geplaatste hekjes.
Wind gaat zijn eigen gang. De zon brandt bij tijd en wijlen gouden randjes aan de wolken als ze haar het schijnen beletten. Ondergaand beklimt ze de bomen en zet hun toppen in brand.
Ik zit aan de rand van een rivier. Ze stroomt, water duwt water in haar eeuwige perpetuum mobile als een, in breedte variërende, scheiding van landschappen. Het doet me denken aan autoritten die ik, de neus tegen het raam gedrukt, met mijn vader maakte. De lijnen die ik volgde in het voortrazende vergezicht meanderden op, neer, heen en weer. Slingerend, als het lange losse lint aan mijn vlieger, gegrepen door de wind.

Achter me zijn volkstuintjes, het budgettaire antwoord op de hedendaagse inkomensverschillen. Van mensen die vergeten groenten verbouwen. Of van mensen die zaaien maar hun groenten vergeten, aan de bruintinten in sommige perkjes te zien. Een vrouw van in de veertig met een fiets aan haar hand loopt mijn kant op. Ze komt uit de groentenafdeling in het landschap en haar fietstassen puilen uit van de opbrengst. Sla, snijbiet, schorseneer, het dienstmeidenverdriet, bietjes, meirapen. De bos peterselie in het mandje aan haar stuur ruikt sterk. Onder de snelbinders een grote bos sperziebonen, met struik en al gerooid.
‘De oogst valt niet tegen’, zeg ik, wijzend op haar karrenvracht gezondheid.
Ze glimlacht van achter haar grote zonnebril.
‘Klopt, je moet er wel wat voor doen, maar dan heb je ook wat. Ik sjouw me soms helemaal suf naar die tuintjes om ze thuis maar wat gezondheid te kunnen voeden hè.’

Ze neemt me mee naar mijn jeugd, waarvan ik dacht dat die tot het verleden behoorde. Dat blijkt alleen om mijn verleden te gaan want het is haar realiteit. De groenten uit mijn vaders moestuin kwamen in golven. Tsunami’s van sla, tomaten, witlof, bloemkool, snijbiet en boerenkool. We aten ze in periodes van drie weken achter elkaar en wat we niet opaten werd in wekpotten gestopt, vacuüm gekookt en met een datum erop in de kelder opgeslagen. Zo konden we in de winter, tussen de zure, rode en boerenkool door, ook een keer boontjes eten. Een luxe. Ik mocht met een spelt de pot ,die open plofte met een diepe zucht, ontgrendelen.

Ik proef de bittere nasmaak van tot snot gekookte witlof.
‘Is het niet veel werk?’
Ik weet niets anders te zeggen.
‘Dat valt reuze mee als je het slim aanpakt’.
‘Mijn vader had vroeger ook een moestuin, ik moest altijd een uur onkruid wieden als ik uit school kwam. Vooral de kruidentuin was een ramp, vergiste me altijd tussen kruid en onkruid.
Ze lacht.
‘Ik heb daar ook zo mijn mensen voor, net als jouw vader. Dat wieden vind ik maar een vermoeiende bezigheid.’
‘Dat heeft u goed bekeken, ik heb er een soort moestuinfobie aan overgehouden.’
De vrouw kijkt om zich heen, buigt zich over haar stuur naar mij toe en spreekt zacht.
‘Het is niet anders in deze tijd, soms moet je inventief zijn om de monden thuis te voeden. Dag!’
Ik knik en kijk haar na terwijl ze de volgeladen fiets over het paadje langs de rivier voortduwt. Haar contouren worden omarmd door het tegenlicht van de ondergaande zon.
Water duwt water.

Als ik terugloop langs de volkstuintjes is er een kleine samenscholing van mensen. Ze leunen op harken, schoffels en scheppen. De verontwaardiging is groot.
‘Wat moet je eraan doen, in je tuin blijven slapen? Ze nemen gewoon alles mee, hier kijk dan, de sperziebonen weg. Met struik en al!’
Ik loop er stilzwijgend langs en probeer de woorden van de vrouw terug te halen.
Voel me een beetje Robin Hood.

volkstuintje

Zwangerschapsduiken

zwangerschapsduiken

Ik leg het je uit, hoe ik het gedaan heb. Het is gemakkelijk als je iets van fietsen weet, en van de werking van velgremmen, maar niet noodzakelijk. Ook basale kennis van natuurkunde kan helpen, iets over de zwaartekracht in het bijzonder. Wederom, niet noodzakelijk, ik leg het je uit.

Ze is zwanger, hoogzwanger. Ik vind haar, keer op keer, terug in een horizontale staat van zijn, zonder bewustzijn, naar haar luide gesnurk te oordelen. De dokter moedigt bewegen aan. Dat doen we al, op de racefiets. Er is echter een probleem; haar buik, onze aanstaande eersteling, past niet meer tussen stuur en zadel. In mij, als aanstaande vader, dient zich handigheid aan, iets dat ik eerder nooit bezat.

‘Ik weet een oplossing, lief.’Ik wil scoren. Ik draai het kromme stuur een halve slag omhoog zodat ze het, inclusief buik, kan bereiken. Trots op mijn eigen inventiviteit doe ik het haar voor, fiets haar tegemoet.

‘En zo, kun je remmen’, roep ik haar toe, terwijl ik voel dat ik op wrede wijze de wetten der natuur overtreden heb. De handgrepen van de remmen heb ik niet verplaatst en ,door mijn eigen gewicht, druk ik ze onbedoeld keihard in. Ik maak een zwangerschapsduik en kus met mijn lippen het asfalt aan haar voeten. Haar bewonderende lach vliegt gierend uit de bocht. De zwaartekracht heeft een deuk in mijn ego geslagen en als ik opsta geeft ze mij kusjes. Ik neem haar niets kwalijk. Niet de liters ijs, die ik ’s avonds voor haar haal. Niet het slapen, elders, door haar gesnurk. Niet de tand door mijn lip en ontvelde handen.
Ik heb gescoord.

Poëzie op vrijdag

In het midden van de jaren tachtig reisde ik over de wereld en schreef gedachten en bevindingen op. Kijk ze nu terug en kom tot de conclusie dat er veel, maar ook heel weinig verandert is.

Aan mij en aan de wereld.

snelweg to heaven

17/9/’83
Bij de dood van Prinses Gracia van Monaco.

even maar
was het stil
een prinses
was dood
had gered kunnen worden

toen
ging alles verder

treinen reden
kroegen los
bakkers bakten
kappers knipten
en

1500 Palestijnen
werden
afgeslacht

 

27/2/’84
Geloof

Als de waterleiding
van Pontius Pilatus
net zo vaak
afgesloten
zou zijn geweest
als die
van mij
hadden
we
nooit
beter
geweten

 

5/10/’84
Moederkoek

walkman!
op noten
vol vuur

walkman!
in
crescendo

walkman!
muziek is
leven

walkman!
in je moederkoek
met oordoppen

walkman!
leven is
je
walkman!

 

7/10/’84
Pas(romheen in spé)

het bewandelen
van
rechte wegen
brengt
je
snel
bij doelen

afwijken
kan ook
je pas
versnellen

Dimensies in doodgaan

als in een tijdje
niet gezien

verwoord

als enigszins
vermoord

als in
ver weg
maar toch
dichtbij
worstel ik

stroperige brei

van verdrietig missen
naar hierna
maals gissen
troost
grote woorden
slaan
bittere akkoorden

blij met
wat er is
alsof het helpt
bij gemis
ondanks
goedbedoelde interventies
ben jij
aan het
doodgaan
in
dimensies

(als missen -uitkijken naar- zou kunnen zijn,
wil ik je vooral -naar mij toe- kijken).
alpeD
http://www.bol.com/nl/p/schaduwfietsen/9200000030577461/
(De opbrengst van ‘Schaduwfietsen’ komt geheel ten goede aan het KWF).

Sparrenheuvel

Er was een Barend. ‘Ja joh’ Barend. Mongool op leeftijd, ijzersterk met een evenwichtsstoornis. Hij hield van fietsen maar dat ging niet meer zelfstandig. Een tandem bracht uitkomst. Ik voorop om te sturen en remmen. Barend trapte altijd door. Zo hard als hij kon. “Ho Barend! Ho!!” riep ik als we een stoplicht naderden. “Ja joh”. Om de week moest ik de remblokken vervangen. Raspend metaal op metaal. Dat kon zo niet langer. Onverantwoord. Er werd een driewieler geregeld. Marlies joelde hem vooruit. Barend stapte erop en gaf gas. “Ja joh”. Reed keihard tegen de muur van het tehuis en lag twee weken plat met een hersenschudding. Het ding bleek krom te zijn. Eenmaal hersteld fietste Barend eindeloos rondjes op de oprit. Hij kon het alleen en ging nergens meer heen. “Ja joh”. Op zaterdag harkten we zijn sporen uit het grind.
driewieler-volwassenen003

Er was een Marlies. Ik weet niet meer wat ze had of hoe ze het noemden. Minder begaafd, dat wel. Marlies was dol op seks. “Zullen we samen douchen?”vroeg ze me op mijn eerste werkdag. We braken ons hoofd over voorlichting en veilig vrijen. Marlies zat nergens mee. Ik trof haar in bed met Johan, een medebewoner. Op de vraag of ze het wel veilig deden kwam twee hoofden boven de dekens vandaan. “Nee joh, gekkie, hoeft niet want je krijgt alleen kindjes als je van elkaar houdt. Wij maken nog geen liefdeskindjes, we vrijen alleen, hè Johan?” Zijn hoofd was paars aangelopen.

Er was een Johan. Hij was normaal. Tenminste dat dacht iedereen als ze hem zagen. Het verstand van een klein kind met het uiterlijk van een grote stoere Viking. Ik heb veel vrouwen stuk zien gaan op Johan. Ze begrepen niet waarom hij niet van een wijntje hield. Of bellen blies door een rietje in zijn priklimonade als hij met ze afgesproken had. Hij kon wel goed luisteren en snapte gelukkig voor hem de helft van wat ze in zijn oor fluisterden. Johan was een goeierd. Hij bracht ze altijd netjes naar de bus als ze weer weg wilden. Dan zocht hij teleurgesteld zijn vriend Gijs op. “God ziet mij,” zei Johan. De vraag was hoe hij dat zo zeker wist. “Omdat mijn vader naast hem zit te wijzen.”

Er was een Gijs. Kwijlebak. De maat van zijn tong in geen verhouding met de mond die eromheen zat. Hing altijd buitenboord. Als je door Gijs gekust werd moest je douchen. Een verschoning aan op zijn minst. Tongzoen avant la lettre. Gijs hield van iedereen en daar kwam iedereen snel achter. Vrolijk, lachend, likkend, gillend, gekkend, kirrend, schreeuwend. Omhelst door een enorme smak vrolijkheid. Als we ijs gingen halen bij de Italiaan nam ik een schoon t-shirt mee. Voor Gijs. Soms had hij er twee nodig. We ruilden dan van shirt. In de bus terug lachte hij zich slap om zijn vieze shirt dat ik aan had. Knoeibezem was zijn favoriete woord. Wees op mij en gilde door de bus.

Er was een Jan. Mijn eerste baantje als hulpverlener. Kreeg meer hulp van Barend, Marlies, Johan, Gijs en anderen in een week dan tijdens mijn gehele opleiding. Zij kwamen niet uit boeken. Of tenminste niet uit de boeken die ik gelezen had. Vervangende dienstplicht in een gezinsvervangend tehuis. De dienstplicht kon me gestolen worden. Het gezin had ik voor geen goud willen missen. Ik zag er elk weekend blije ouders op bezoek.

Zelfspo(r)t 3

Vanuit een met alcohol en nicotine doordrenkt verleden was het een bizar idee. Ik liet me meeslepen door vrienden en liep een nieuwe verslaving op. Over de bijdrage hiervan aan de gezondheid valt te twisten. In mijn geval dan tenminste. We zijn allemaal, altijd wel verslaafd aan iets.

Tijdens mijn eerste triatlon op Texel stormt het. Het zwemparkoers is verlegd van linéa recta de zee in naar langs de kust. De golven zijn zó hoog dat je ertussenin over de bodem van de zee kan lopen. Anders was ik zeker verdronken. Ik kan niet goed zwemmen.
Als kleine jongen ging ik op mijn fiets naar de verplichte zwemles, we waren langs het water gaan wonen en mijn vader liet me geen keus. Ik spijbelde vaak.
“Kun je me vertellen waar je geweest bent, vanochtend?”
“Euhhh, naar zwemles pap”.
“Hebben jullie les gehad tussen de kikkers?”
Ik kon me niet voorstellen waar deze vraag vandaan kwam totdat bleek dat ik eendenkroos in mijn haar had. Mijn vader ontdekte dat ik mijn zwembroek natmaakte in de sloot en boven mijn hoofd uitkneep. Na afdrogen met de handdoek wachtte ik het einde van de zwemles in het bos af en fietste huiswaarts . Ten gevolge van deze ontdekking kreeg ik in de winter bijzwemles in het verwarmde binnenbad van de Lomschool met de debielenklas.
Ik heb een hekel aan zwemmen.

Er bestaan foto’s van mij tijdens wedstrijden waarop het lijkt alsof ik rek- en strekoefeningen aan het doen ben tijdens het zwemonderdeel. Met zijwaarts gestrekte armen attaqueer ik het water.
Ik oefende eens met mijn vriend Rini in het plaatselijke bad. Het tussen de middag uurtje leek ons ideaal. Bejaarden zwemmen, dus lekker rustig.
We maaiden met onze armen de oudjes aan de kant en kregen zo vrijbaan.
De straf hiervoor was echter ongenadig. Vanwege diezelfde oudjes was de watertemperatuur 35 graden en kregen wij na de training last van zware hoofdpijn en diarree omdat we door gebrek aan techniek hadden geprobeerd het bad leeg te drinken.

“Go see your doctor”, zegt het fitness meetapparaat in de hal van het sportcentrum dat in Boulder, Colorado staat.  Mijn vriendin vermoed dat het om de geestelijke gezondheid gaat maar dat zegt meer over hoe ze tegen mijn maniakale sportgedrag aankijkt. Het is de avond voor een wedstrijd en ik doe de test voor de grap om te zien hoe fysieke superioriteit eruit ziet in een grafiekje.
Ik voel me goed en denk deze wedstrijd te kunnen winnen. De wedstrijd bestaat uit 5 mijl hardlopen, 50 mijl fietsen en ter afsluiting weer 5 mijl hardlopen. Het is een wedstrijd zonder zwemmen. Ik heb de afgelopen weken de concurrentie eens goed bekeken en ruik mijn kansen. Uit mijn ooghoek bezie ik hoe op het startpodium een soort rockster geïnterviewd wordt die voor de gelegenheid een trainingspak van de sponsor heeft aangetrokken. Hij lijkt erg op de zanger van Bon Jovi en ik luister maar half naar het gesprek dat uit de luidspeakers weergalmt.
“Ken, it is an absolute pleasure to see you here, what is it gonna be today?”
“Oh well, I’m only here to earn a little down payment on the house”.
Ik verdiep me in de veters van mijn schoenen en negeer de rockster en de hele bende. Ik ben gespannen. Zodra het startschot klinkt sprint er een klein mannetje met wapperende lokken en een minuscuul geel zwembroekje aan tussen ons vandaan. Verdwaasd kijk ik hem na terwijl hij het op een lopen zet. Ik kan hem met geen mogelijkheid bijhouden en kom tot bezinning. Het is een heen en weer parkoers en ik kan na het keerpunt vaststellen wat de schade is. Die moet ik op de fiets gaan inhalen. Terwijl ik de ommekeer nader komen de wapperende haren me alweer tegemoet. Vanachter de grote gestroomlijnde zonnebril gunt hij mij geen blik waardig. Het is de rockster. Hij verdwijnt gedurende de wedstrijd zover uit beeld dat ik niet meer kan lezen wat er achterop zijn broekje staat. Ik eindig als tweede.

Ken Souza

Zelfspo(r)t 2

Ik ben meedogenloos voor mezelf. Verleg de grens van de pijngrijns in de hoop die van anderen te kunnen overtreffen. Dat is niet altijd het geval maar pijn lijden blijkt trainbaar als je er aanleg voor hebt.
De trainingsfaciliteiten zijn geweldig rondom de Colorado State University in Boulder en al gauw verdwijnt de voorgenomen studie wat naar de achtergrond. Trainen met de groten der aarde van dat moment heeft een ongelofelijke aantrekkingskracht maar frustreert soms hopeloos.
Mijn baantjes in het vijftig meter bad worden door de wedstrijdzwemmers, als ik hard door zwem, anderhalf keer gedaan in de tijd die ik ervoor nodig heb.Ik wordt met gemak gedubbeld door die maffe Mexicaan op de hardloopbaan die uit de bergen komt rennen met zijn baanschoenen onder zijn arm.
“Kan die man niet weg of aan een andere training meedoen waar we hem niet zien?”, vraag ik aan de coach van de Boulder Roadrunners.
“Just let Arturo go about his business and don’t pay any attention to him”.
Later kom ik erachter dat hij Barrios van zijn achternaam heet en wereldrecordhouder op de tien kilometer is. Sprintkanon Phyllis spant de kroon door me bovenaan Left Hand Canyon met de fiets aan zijn hand op te wachten en me te complimenteren met mijn techniek en kracht. Dit nadat hij me met beurtelings alleen zijn linker- en zijn rechtervoet op het pedaal een aantal keren voorbij gefietst is.

-10 Brightness +5 Saturation for 7600 Prints

Overweldigd door de aanblik van de Rocky Mountains in Colorado leer ik wat een jetlag is. Vermoeid van de wedstrijden in Nederland ben ik hier aan de slag gegaan zonder een poosje rust te nemen en de overgang te verwerken. Overhaast beklim ik de steilste bergen die ik kan vinden en meet me met de atleten om mij heen. Tijdens een eerste proeve van bekwaamheid wordt ik direct tweede in de triatlon in Englewood. Dat helpt ook al niet om mijn gestel te laten rusten. Alsof de duivel me op de hielen zit ga ik tot het uiterste zonder dit zelf goed te beseffen. Op een ochtend doe ik een lange rustige duurloop met Chuck How. Hij is de 65-jarige hoogleraar en stagebegeleider van mijn vriendin en in het bezit van een ijzeren gestel. Gedurende een groot deel van de avond zit hij met een glas witte wijn en zijn vrouw in de jacuzzi uit te kijken over de magistrale flat iron rocks. In de vroege ochtend springt hij stram in zijn hardloopschoenen en loopt grote parels zwetend alle losbandigheid er weer uit. Langzaam maar zeer gestaag. Ik kan Chuck niet bijhouden. Alsof ik leeggelopen ben strompel ik achter hem aan en ik krijg eindelijk door waar ik mee bezig ben. Een week absolute rust doet wonderen.

Op doorreis

Ik ging op avontuur door een gat in de heg. Via de achtertuin opzoek naar mijn buurmeisje Nelleke. Gehavend vond ik haar. Mijn schrammen werden liefdevol schoongemaakt en beplakt met Mickey Mouse pleisters door haar moeder. Mijn huilen gesmoord in ranja met een rietje en mijn tranen gedroogd met een schaaltje Nibbits. Daarna ging ik door de voortuin weer naar huis.
Ik sprak Nelleke vijfenveertig jaar later bij de tachtigste verjaardag van mijn moeder. Ze was samen met haar dement geworden moeder en kwam een taartje eten. We haalden verhalen uit een oude doos. Als ik bij haar logeerde moest ik om mijn moeder huilen. Ik wilde altijd naar huis maar ben gek genoeg nooit door het gat in de heg terug gekropen.
Ze zei: “Ik woon alweer een aantal jaren in datzelfde huis, bij mijn moeder, de heg is weg. Er staat een degelijke houten schutting. We hebben niet zoveel contact meer met de buren. Maar we kwamen er weleens”. Giechelend wees ze op haar moeder en kneep in mijn arm.
“ Moeder had het gat in de heg gevonden”.

Ik ben zes jaar en mijn vader gaat dood. Alles is zwart, de gordijnen zijn dicht en ik gluur door een kier naar de kist die opgeslokt wordt door een grote zwarte auto. Ik ben ’s avonds in bed bij de buren. Ik huil. Ik huil om mijn moeder.
Ik ben twaalf en ga met de zeeverkenners op kamp naar Nigtevecht. Een volle dertienkommazeven kilometer van ons huis. Zeilen, eigen potje koken, slapen in boten. Nog voor de eerste avond valt wordt ik opgehaald door mijn nieuwe vader. Ik heb heimwee. Ik huil. Ik huil om mijn moeder.
Ik ben vierentwintig en stap in een vliegtuig. Ik laat alles achter me en ga op wereldreis.
Ik weet niet waarheen. Ik ga fietsen.
Ik weet niet voor hoelang. Ik ga fietsen.
Ik weet niet of ik terugkom. Ik ga fietsen.
Ik zit in New York op een stoeprand en eet een hotdog. Die stond op mijn to do lijst voor als ik er eens zou zijn. Mijn tranen smaken zout in the big zure appel.

bigapple2

Na bijna twee jaar en een heleboel wereld fiets ik weer naar huis.
Het gevoel ergens vandaan te moeten komen om ergens heen te kunnen gaan.
Onrust tot in het diepst van mijn vezels. De status quo vermijdend.
Ik reis van hier naar daar en van daar naar daarginder. Ik wil niet naar mijn moeder. Permanent op doorreis. Soms met heimwee naar waar ik vandaan kom.
Maar nooit genoeg om om te keren.

(je kunt de volledige versie van deze spoken word tekst ook beluisteren).

Schaduwfietsen, bocht 15.

(Dit is een publicatie uit het boekje ‘Schaduwfietsen’, dat ik schreef naar aanleiding van de dood van mijn vriend Rini Brienen. We fietsten de Alpe d’Huez op omdat hij dat, een maand voor zijn overlijden, graag wilde. Een verslag van een vriendschap in 21 bochten).

bocht15-bord

“Wat een briljante naam voor jullie team, Jan”, zegt de man tegen me in het voorbijfietsen. Team “Op karakter” staat er op mijn rug.
“Dank je”, roep ik terug, “we moeten het toch ergens mee doen hè, talent hebben we namelijk niet!.” Tegelijkertijd schiet me te binnen hoe het komt dat iedereen die iets naar mij en Rini roept onze namen weet. We hebben een deelnemersplaatje voorop de fiets waar ze opstaan.

Bewustzijnsvernauwing slaat langzaam toe.
Het begint warm te worden en de zon brand behoorlijk waardoor factor 50 regelmatig gesmeerd moet worden. Ons oog valt op een onbemande grote gele parasol en op een hekje gaat Rini eronder zitten. Ik neem een foto van hem met op de achtergrond het bordje van de bocht.
‘1025 meter, Peter Winnen’ staat erop.
“Ik denk niet dat hoe hard je ook traint, je ooit nog in de buurt komt van de tijden van die jongens”, zegt hij met een licht ironische ondertoon in zijn stem.
“Ik vermoed dat je gelijk hebt, het record staat op iets van 37 minuten geloof ik, van Marco Pantani en Lance Armstrong was een seconde langzamer als ik me goed herinner”.
“Wat is jouw record hier eigenlijk?”, vraagt hij, het zoveelste sportreepje wegkauwend.
“1 uur en 3 minuten”.
“Mmm, niet slecht maar dat is wel een kilootje of 25 geleden of niet dan?”
“Klopt, de zwaartekracht is niet echt mijn vriend meer”, zeg ik.
“Ik ga niet meer aan die training beginnen denk ik, kom sowieso niet meer door de dopingcontrole tegenwoordig”. Met een grote slok uit zijn bidon spoelt hij de nasmaak van het reepje weg.

Igor Obu, heette hij. De man die rond onze beursstand moest gaan stuntfietsen. Een gekke lange Oostenrijker die de zwaartekracht tart op een minuscuul BMX fietsje. Leuk en spectaculair om naar te kijken als hij via een springschans het luchtruim kiest. Zo hoog dat hij een geluidsbox vanaf het plafond van de Brabanthallen in Den Bosch onbedoeld naar beneden kopte. Gelukkig droeg hij een helm. Touché.
“Waar zit ie eigenlijk?”, vraagt Rini terwijl we de weg door de gangen van het hotel zoeken.
“Kamer 52, ik heb de receptie even laten bellen, hij weet dat we eraan komen.”
“Beter, want zoveel tijd hebben we niet meer voordat hij aan de bak moet, de sukkel zal zich toch niet verslapen hebben?”
Ik klopt aan en de deur zwaait open. In de deuropening verschijnt Igor die op zijn beste Oostenrijks zegt dat hij eraan komt, nog even iets aantrekken. We kijken elkaar aan en zijn ineens klaar wakker.
Op de achtergrond beweegt een wel heel erg schaars geklede dame door de kamer onder het uitroepen van Igor’s naam.
“Igor,liebchen! Wohin gehst du?”.
Zo te horen is ze nog niet toe aan de andere plannen die Igor vandaag zonder haar heeft. Rini aarzelt geen moment.
“Der kommt mit uns!”, roept hij de vrouw glimlachend toe, “wir sollen gut fur ihm sorgen”.
Langzaam en uitdagend met haar heupen wiegend beweegt de vrouw onze kant op. Haar ontblote borsten ontnemen ons enigszins de adem als ze de deur in ons gezicht dichtsmijt.
“Rot op domme lul”, voegt ze Rini in het Nederlands toe door het snel kleiner wordende kiertje.
Als Igor zich losgeweekt heeft en bij ons achterin de auto zit informeert Rini vriendelijk of Igor ook een vriendin heeft. Het antwoordt is bevestigend. Ze is in Oostenrijk.

index

http://www.bol.com/nl/p/schaduwfietsen/9200000030577461/
(De opbrengst van ‘Schaduwfietsen’ komt geheel ten goede aan het KWF).