“Neem jij ‘m maar, ik hoef ‘m niet meer.” Telkens hoor ik je weer in mijn hoofd. Dit keer zijn het de klanken uit de autoradio die het je laten zeggen. Dan geef je ‘m aan mij.
Neil Young’s LP, After the Goldrush.
Mijn beeld van vrijheid op de voorkant. Neil in zijn oude groezelige jas met cowboylaarzen en een hoed die je niet kunt zien. Hij loop zijn wilde toekomst tegemoet. Mijn leven in. Ik ben Neil Young.
Je bent het huis uitgegaan en laat je kamer aan mij na. Thuis wordt dit ‘het hok’ genoemd. Ik ben vijftien en denk dat vrijheid, behalve Neil Young, uit vierkante meters bestaat die je van jezelf kunt maken door een deur achter je te sluiten. Tot dan heb ik altijd het kleinste kamertje gehad. ‘Het hok’ is een verbouwde volière waar een eindeloze zee in schuilt.
Denk ik.
Het bastion van waaruit jij jouw vrijheid bevochten hebt. De voor mij zo duistere ruzies voerde met onze ouders en jouw vriendjes die je meenam. Neil Young was jouw vriend. Hij was altijd een wilde gozer die zich niets aantrok van de bestaande conventies. Daar hadden we er thuis genoeg van. Telkens als je weer een andere Neil meebracht en er na korte tijd knetterend afscheid van genomen had galmde de zanger door het hok.
“Yes, only love can break your heart, try to be sure right from the start”.
Ik tikte een oude suède jas, lichtbruine afgetrapte cowboylaarzen en een rafelige Stenton op de kop. Mijn strijd kon beginnen. Het duurde even voor ik ermee op school verscheen. Als coole dude moest ik de horde pap en mam nog nemen.
Dat was gemakkelijker dan voor jou want ik, ik bevond me after the goldrush. De jouwe.
Er waren al gebaande paden.
Ik heb mijn auto geparkeerd en luister het nummer helemaal af.
Net zolang tot ik je voel wegebben.
Want van jouw vrijheid wil ik zolang mogelijk genieten.