Jezus redt(het niet)

Jezus redt

‘Ik deel met u
mijn woorden
van de eeuwigheid.
Ik deel mijn wijn,
al besef zelfs ik
dat er in deze tijden
wat water bij zal moeten.
Ik deel met u
mijn vis.
Ik deel met u
mijn brood
met teksten
voor de eeuwigheid
Daar kunt u
nog wat van leren.
elke les
die heeft haar
eigen tijd.’

‘Wij delen u, mijn beste man en daar kunt u dan wat van leren,
Een bon uit.
U mag hier niet parkeren.’

(foto: Martin Stor)

Zand van goud

Er komt een man naar me toe.
‘Hoe gaat het met je?’
‘Met mij gaat het goed en met jou?’
‘Met mij gaat het ook goed, ik wens dat het jouw familie en vrienden ook goed gaat.’
‘Ik wens jou toe ook dat het je familie en vrienden goed gaat.’
‘Wil je thee?’
‘Natuurlijk, graag. Aardig van je.’
‘Kom, we drinken thee, insjallah.’
DSC_0081
De kreukels van zijn zwarte tulband vallen in de plooi met zijn gezicht. Uit zijn ogen puilt vriendschap en nieuwsgierigheid. Hij neemt me mee naar zijn tent en ik doe mijn schoenen uit. Een nomade familie duikt op uit de wedervragen die ik hem stel als hij mij bevraagd over mijn thuis. Hij beheert een Kashbah die dienst doet als museum. Het hangt er vol met oude gebruiksvoorwerpen van vroeger zegt hij maar ik zie ze met enige regelmaat nog op de droge akkers gebruikt worden. Het is winter in de woestijn. Rondom de Palmerya wordt de grond met rust gelaten. Het water uit de bron wordt mondjesmaat verdeeld door middel van een kopje met een gat erin dat in een volle bak met water drijft. Als het kopje volgelopen is, is er een uur voorbij en wisselt de bewatering van kanaal zodat iedereen zijn deel ontvangt. Eerlijker dan een horloge, zegt hij.
Zijn vader hangt op een foto aan de muur. Met de haren woest waaiend staat een door de wind gegroefd man tussen twee anderen naar zijn toekomst te staren. Een tafereel uit de vijftiger jaren dat verwezen is naar het museum. De man die me thee schenkt ziet er eender uit. De tijd verstrijkt hier per kopje. Hij is blij dat ik er ben, zegt hij. Zo kan hij leren over de wereld buiten de zijne. Ik vertel hem over het museum waar ik gewerkt heb en hij begrijpt vooral de dingen die over landbouw gaan. We herkennen elkaars instrumenten. Er is meer dat we in elkaar herkennen maar dat brengen we niet onder woorden. Zeventig kilometer verderop de woestijn in woont zijn familie die hij eens in de twee weken een weekend ziet. Dan runt zijn neef voor een weekend de Kashbah en kan hij heen en weer. Soms kan hij geen lift vinden en duurt de tocht langer, zo lang dat het bij samen eten blijft voor hij terug moet.
Hij geeft me van alles teveel. Teveel thee, teveel suiker erin, teveel vragen, teveel lachen, teveel van hem. Zo zijn wij, zegt hij. We geven onszelf weg zonder onszelf te verliezen en jij mag zelf uitmaken wat je er voor teruggeeft. Dat is een ding, besef ik, iets van jezelf geven zonder er iets voor terug te willen. We hebben hier allemaal de tijd, de liefde en elkaar, glimlacht hij me toe. Gisteren is er niet meer en morgen kennen we nog niet. We hebben alleen vandaag.
‘Vandaag drink ik thee met jou.’
Bij het afscheid omhelzen en kussen we elkaar. De gewoonte maakt woorden overbodig maar we zeggen het toch.
‘Ik wens dat het jou, je vrienden en familie voor altijd goed gaat.’
‘Ik wens jou ook dat het jou, jouw familie en vrienden voor altijd goed gaat.’
‘Insjallah.’
Als ik door het zand in de woestijn verder loop bedenk ik dat morgen nog niet bestaat. Vandaag bestaat uit een groot hart. Een groot hart van goud.

Tuinfeest maXmo 10 jaar

maxmo10jaar1Ter gelegenheid van het tien jarig bestaan van het bedrijf maXmo mochten we, Romheen met la Zona, een akoestisch optreden verzorgen in het voorprogramma van niemand minder dan Lucas Hamming die optrad in het kader van Serious Request. 3FM belde nog even voor een kleine check! Mooi feest, lekkere barbecue en goeie muziek! Klik hier voor beeld en geluid.

maxmo10jaar

Check de Agenda voor volgende optredens van Romheen met La Zona. We raken op stoom!

 

Geheugensteun

 

Om ons heen de contouren van zijn geboortegrond. Achter de dijk wekken de verzonken huizen de indruk van boven water. Molenwieken slaan zich slagen door de lucht. Verlaten land, bestippeld met schapen. Dikke zwarte grond kopt omhoog tussen zaaigoed, flinterdunne belofte van groen. De wind waait een stilte naar mij toe. Een wilg, een weg, een bord, een richting. Een streep door mijn blikveld houdt zorgvuldig de wolken bij het gras vandaan, de zon schijnt ze aan flarden. Soms lappen er zich een stel en gooien een deken met een gouden randje over haar heen. Winschoten, Delfzijl, Spijk, Uitwierde.
Plekken op zijn lijstje.

‘Hier gaan we heen en ik wil ook aan de haven kijken en een nieuwe haring eten.’
Hij heeft me een briefje gegeven, dat zijn vrouw voor hem maakte, waarop een aantal plaatsen staan genoteerd. Plekken in het Groninger land.
‘Ik ben er op mijn derde jaar vandaan gegaan maar ze zijn hier allemaal nog hoor, mijn familie. Als klein kind kwam ik er nog wel, twee keer per jaar met mijn vader en moeder in de auto. Ik heb mijn leven lang in de stad gewoond, ik hoef niet terug, ik ben een stadsmens. Coevorden is echt iets anders dan dit. Dit was vroeger allemaal water.’

Hij heeft een petje mee om de kwetsbare, flinterdunne huid op zijn hoofd te beschermen tegen de zon. Een wandelstok hersteld het wankele evenwicht dat zijn benen tegenwoordig meestal ontberen. Hij onthoudt niet alles meer, zijn geheugen lijkt hem vooruit te zijn gegaan naar de trillende einder. We doen een roadtrip, opzoek naar bevestiging van zijn eigen vergankelijkheid. In de mist van zijn herinnering aan flarden komen soms heldere dingen naar boven. Hij is trots, trots op zijn vader en moeder. Zijn vader had geen opleiding en leerde van zijn moeder lezen. Begon een winkeltje en legde zo de fundamenten van een familiegeschiedenis.
‘Hier links!’
Zijn schelle stem schrikt me op, ik kan niet links en parkeer de auto.
‘Een stukje terug, daar woonde ze. We hoefden niet op de fiets, ik mocht de auto van mijn vader lenen, dat vonden de meisjes wel leuk. Het was een mooie grote bak. Mijn vriend was een mooie jongen, blonde krullen, echt een mooie jongen. Hij kon ieder meisje krijgen dat hij wilde. Later is hij met haar getrouwd’.

De weg vanuit zijn woonplaats lijkt bezaaid met bommen en granaten uit de oorlog.
‘Met een vriendje gingen we kijken. Er was een bom gevallen in het land van een boer en niet ontploft. Wij op de fiets erheen. Het ding was opengescheurd en we pikten er zoveel kruit uit als we konden meenemen. Dat staken we aan en het gaf een mooie steekvlam, heel fel licht. Een keer deden we dat ’s avonds op straat en kregen een schop onder onze kont van een SS’er. Kwajongensstreken.’

We eten een haring. Als die op is stelt hij schaterlachend vast dat we voorlopig even geen meisjes hoeven te kussen. Zijn wangen krijgen een licht rode kleur en zijn ogen glimmen.
‘We hebben ook eens een taart gebakken, dat was heel wat. Het zal 1941 geweest zijn, er was niks. Ik had vier vrienden en we hadden allemaal iets meegenomen. Daar hebben we een taart van gebakken. In de kajuit van het vrachtschip van mijn vriendje’s vader hebben we dat opgepeuzeld. Dat was wat, dat was heel wat. Het was een goede plek want het schip lag ergens apart voor de wal’.
Op mijn vraag of ze het zo stiekem konden doen is het antwoord glashelder.
‘Nee, we deden het niet stiekem, we hebben het gewoon niet verteld’.

Het geboortehuis van zijn moeder, in Spijk. We kunnen het niet echt meer vinden.
‘Mijn opa was turfschipper, mijn vader woonde als kind op dat schip. Mensen vroegen altijd waarom oma het schip moest trekken, ze vonden opa lui. Dat was niet zo, oma wilde dat het liefst. Ze liet haar gewicht in het leer, waarmee ze trok, voorover leunen en zette dan een stap om niet te vallen. Het kostte zo geen kracht, zo hield ze het vol. Ze wilde niet sturen, ze kon zonder de verantwoordelijkheid. Dit moet het huis zijn,’ zegt hij, het zoeken beu.

Drie keer vragen we de weg naar het gehucht Uitwierde, een in het landschap gesmeten terp met een paar huisjes en een kerk met grafstenen eromheen.
‘Hier links!’
Wederom heeft zijn geheugen hem niet in de steek gelaten. Het blijkt de begraafplaats van zijn voorouders. Trientje Toxopeus en Jan de Boer. Cornelis de Boer, oom Kees, ligt er ook net als andere familieleden.  Met een traditionele ronde om de kerk, waardoor de duivel uitgedreven werd, zijn ze hier begraven. Graven gedolven in 1939 en 1948, van mensen,geboren in 1866. Hij loopt drie keer heen en weer tussen de stenen voordat zijn geheugen terug is. Hij weet het weer en snuit zachtjes zijn neus. Een confrontatie met zijn eigen eindigheid.
‘Het is wat’, zegt hij, voorzichtig zijn stok tussen de zerken plaatsend.
‘Het is wat’.

Ergens, op de terugweg, komt zijn toekomst naderbij.
‘Het maakt mij niet uit hoe ik begraven wordt, ik vind het allemaal wel best. Je krijgt dit lichaam toch niet terug. Je krijgt een ander lichaam, als je dat tenminste gelooft. Er zijn mensen die dat geloven.’
Ik geloof het niet en zeg hem dat hoe je iemand begraaft me vooral belangrijk lijkt voor de nabestaanden. Het antwoord liegt er niet om.
‘Ze zoeken het maar uit. Je hebt het gezien op die stenen. Als ze sterven, en er een tekst op het graf moet, zijn ze allemaal ineens weer in de Heer. Hoe ze leefden, dat is een ander verhaal.’

geheugensteun

Schrijversbuzz.com

 

buzz3

Daar is hij dan. De schrijversbuzz. Een mobiele plek om de woorden proberen te vangen, woorden die jou bezighouden. Of om de woorden te leren kennen die je gaan bezighouden. Wil je alleen, of in gezelschap van anderen, je bezighouden met proza, poëzie of andere vormen van geletterde uitingen en zoek je hier een unieke gelegenheid en plek voor? De schrijversbuzz is in voor vele vormen van het hanteren van de pen. Laat weten wat je wilt en we bespreken de mogelijkheden!

Zoek je de stilte en tijd om zelf te kunnen schrijven aan je eigen werk? In overleg voorzien we je van unieke plekjes om dit te doen, staan je bij als je dat wilt en zorgen ervoor dat je jouw tijd nuttig kunt besteden.

Wil je uiting geven aan jouw initiatief of de opleiding die je vertegenwoordigt in de picture zetten? De schrijversbuzz staat op festivals, congressen en bijeenkomsten met het doel van die woorden een ‘buzz’ te maken. Bespreek het gewoon, we zijn in voor een uitdaging!

De Schrijversbuzz is een initiatief van Romheen.com

Te vinden via schrijversbuzz.com en bereiken via eromheen@gmail.com

direct naar de schrijversbuzz

 

De handschoen.

(Deze hele week een (lang) kort verhaal in vijf delen.  Maak kennis met een jonkheer en zijn beslommeringen.)

‘Jacques Terbreughe, 66 jaar en in goede gezondheid zo te zien.’
Over het randje van zijn zacht blauwe titanium bril keek hij de jonge vrouw tegenover hem aan.
‘Ik lees het ook maar van uw doktersbriefje hoor’, zei ze, wijzend op het velletje dat hij voor haar op de ontvangstbalie gelegd had. Hij keek er mismoedig naar en stelde vast dat het er inderdaad stond. ‘In goede gezondheid’, had zijn huisarts, met zijn kenmerkende hanenpoten, boven het verwijzingsformulier geestelijke gezondheidszorg geschreven.
Zonder op de opmerking van de vrouw te reageren deed hij zijn suède handschoenen uit, trok de geruite shawl van zijn schouders en vouwde deze eerst in zijn schoot om hem daarna in zijn pet te stoppen. Het was onaangenaam warm in de verder lege wachtruimte waarin hij plaatsgenomen had. Moeizaam stond hij op om zijn lange stugge waxcoat uit te doen.
‘In stramme goede gezondheid’, dacht hij terwijl hij naar de kapstok liep en overwoog een stoel verder bij de balie vandaan te kiezen. Het wachtkamer meubilair kwam op hem nogal saai over en de kapstok was een goed voorbeeld van, ‘een natuurlijk element in een zakelijke omgeving’, zoals dat zo mooi genoemd werd. Het ding leek op een blank geschuurd kaalgeplukt stuk boomstam met stompjes van takken, waar je je jas aan op kon hangen. De muren van de ruimte waren wit, waardoor de zwart-wit foto’s in aluminiumlijsten extra afstaken tegen de achtergrond. Bij de kapstok hingen twee afbeeldingen van New York. Een toonde een bankje in het midden van de Brooklyn Bridge, hetgeen een zoete vleug jeugdherinnering in hem losmaakte. De andere, een afbeelding van de skyline van New York. Hij stelde vast dat het om een oude foto ging en vroeg zich af waarom deze nog niet vervangen was. De huiveringwekkende gebeurtenissen op de elfde september hadden zo’n jaar of vijf geleden plaatsgevonden, en hij vond het niet echt van goede smaak getuigen om de bezoekers van een praktijk als deze nu nog een uitzicht op dat verleden te bieden. Ze hadden waarschijnlijk genoeg aan hun eigen verleden. Zelf vergat hij zulke dingen het liefst.
De ruimte, met obligate plastic planten, bevreemde Jonkheer Terbreughe. Hij hing zijn jas op, vouwde zijn geruite pet met daarin de shawl in een van de zakken en nam plaats op een van de vrije stoelen bij de kapstok.
Ze leek hem een bemoeial, deze jonge vrouw.

suèdehandschoen
‘Ik bijt niet hoor’, zei ze terwijl ze half over de balie leunde en glimlachend zwaaide met zijn handschoenen. Zwijgend stond hij op en pakte ze van haar aan. Met het formulier en de handschoenen in zijn hand ging hij weer zitten op gepaste afstand van zijn belager.
Jonkheer Terbreughe was zenuwachtig. Hij was er niet zeker van of hij de juiste keuze had gemaakt om zich te laten verwijzen. Niet dat er andere opties waren geweest. Zijn vrouw Ella had hem weinig keus gelaten.

 

Heimlich

“De Waldorf salade alstublieft”. 
Langzaam vouwde Corné de kaart dicht en dacht na over hoe hij dit aan zou gaan pakken. Had zichzelf al zien vertrekken terwijl hij glimlachend binnenkwam en iedereen de klamme hand schudde. Keuvelend knoopte hij het bovenste knoopje van zijn boord los. Corné had liever aan de bar van zijn stamcafé afgesproken maar dat had niemand een goed idee gevonden. Zij verkozen deze beslotenheid om openlijk hun grieven te kunnen uiten. Hij kende de mensen die aangeschoven waren aan de grote ronde tafel in het midden van de ruimte. Het waren zijn vrienden.

Corné dacht na over cognac bij de koffie. Hopelijk hadden ze dat ene merk. Hij kon er niet opkomen. Verlangde naar prikkeling van zijn gehemelte, de felle gloed in zijn keel en de warme omarming van alcohol door zijn lichaam. Hij wilde dat deze meeting over was. De deal was misgegaan maar schuld delen stond niet in hun woordenboek. Ze deelden liever de winst.
1350973748_waldorf_salade
De voorgerechten werden geserveerd en met een flauwe glimlach om zijn mond nam Corné achteloos een hap van zijn salade. Je zou het maar bedacht hebben. Een echte klassieker uit eind 1800. Vernoemd naar dit Waldorf Astoria als hij zich niet vergiste. In gedachten zag hij de kok experimenteren met de smaakcombinaties. Trail and error. Hij was jaloers op hun succes. De licht scherpe smaak van selderij snelde vluchtig langs zijn papillen, op de voet gevolgd door zoete appel en rozijn. Hij mistte de frisheid van citroen en spoelde de muffe nasmaak van walnoten weg met een ferme slok bitter Leffe Blond. Verslikte zich en hoestte een deel van de hap over tafel.  Iedereen keek verwonderd naar hem. Corné deed geen moeite zich te verontschuldigen. Een overweldigende galsmaak golfde door zijn mond. De geluiden om hem heen werden overwoekerd door een plots intredende duizeling. Oorverdovend suizen. Beseffend dat er iets mis was kromp hij ineen met een vacuüm in zijn borstkas. Kon niet meer stoppen met hoesten. Oncontroleerbaar kokhalzend morste hij bier over zijn stijf gestreken witte overhemd.

Niemand bewoog.

Corné viel voorover tegen de tafel en gleed, het tafelkleed met zich meesleurend, langzaam naar beneden. Diep, rochelend hoesten omkleed door het geluid van kletterende messen, vorken en brekend servies.
“Chivas Regal”, dacht hij terwijl hij de stoelpoot vastgreep en omklemde. Wanhopig met gierende uithalen probeerde hij zuurstof naar binnen te zuigen. In blinde paniek sloeg hij wild om zich heen. Sneed zich aan gebroken glas. Zijn bebloede handen lieten rode sporen na. Abstracte lijnen over de vierkante patronen van het licht beige linoleum.
“Kent niemand hier Heimlich?”, dacht hij vertwijfeld.
Hij verloor het bewustzijn.

Schaduwfietsen, bocht 15.

(Dit is een publicatie uit het boekje ‘Schaduwfietsen’, dat ik schreef naar aanleiding van de dood van mijn vriend Rini Brienen. We fietsten de Alpe d’Huez op omdat hij dat, een maand voor zijn overlijden, graag wilde. Een verslag van een vriendschap in 21 bochten).

bocht15-bord

“Wat een briljante naam voor jullie team, Jan”, zegt de man tegen me in het voorbijfietsen. Team “Op karakter” staat er op mijn rug.
“Dank je”, roep ik terug, “we moeten het toch ergens mee doen hè, talent hebben we namelijk niet!.” Tegelijkertijd schiet me te binnen hoe het komt dat iedereen die iets naar mij en Rini roept onze namen weet. We hebben een deelnemersplaatje voorop de fiets waar ze opstaan.

Bewustzijnsvernauwing slaat langzaam toe.
Het begint warm te worden en de zon brand behoorlijk waardoor factor 50 regelmatig gesmeerd moet worden. Ons oog valt op een onbemande grote gele parasol en op een hekje gaat Rini eronder zitten. Ik neem een foto van hem met op de achtergrond het bordje van de bocht.
‘1025 meter, Peter Winnen’ staat erop.
“Ik denk niet dat hoe hard je ook traint, je ooit nog in de buurt komt van de tijden van die jongens”, zegt hij met een licht ironische ondertoon in zijn stem.
“Ik vermoed dat je gelijk hebt, het record staat op iets van 37 minuten geloof ik, van Marco Pantani en Lance Armstrong was een seconde langzamer als ik me goed herinner”.
“Wat is jouw record hier eigenlijk?”, vraagt hij, het zoveelste sportreepje wegkauwend.
“1 uur en 3 minuten”.
“Mmm, niet slecht maar dat is wel een kilootje of 25 geleden of niet dan?”
“Klopt, de zwaartekracht is niet echt mijn vriend meer”, zeg ik.
“Ik ga niet meer aan die training beginnen denk ik, kom sowieso niet meer door de dopingcontrole tegenwoordig”. Met een grote slok uit zijn bidon spoelt hij de nasmaak van het reepje weg.

Igor Obu, heette hij. De man die rond onze beursstand moest gaan stuntfietsen. Een gekke lange Oostenrijker die de zwaartekracht tart op een minuscuul BMX fietsje. Leuk en spectaculair om naar te kijken als hij via een springschans het luchtruim kiest. Zo hoog dat hij een geluidsbox vanaf het plafond van de Brabanthallen in Den Bosch onbedoeld naar beneden kopte. Gelukkig droeg hij een helm. Touché.
“Waar zit ie eigenlijk?”, vraagt Rini terwijl we de weg door de gangen van het hotel zoeken.
“Kamer 52, ik heb de receptie even laten bellen, hij weet dat we eraan komen.”
“Beter, want zoveel tijd hebben we niet meer voordat hij aan de bak moet, de sukkel zal zich toch niet verslapen hebben?”
Ik klopt aan en de deur zwaait open. In de deuropening verschijnt Igor die op zijn beste Oostenrijks zegt dat hij eraan komt, nog even iets aantrekken. We kijken elkaar aan en zijn ineens klaar wakker.
Op de achtergrond beweegt een wel heel erg schaars geklede dame door de kamer onder het uitroepen van Igor’s naam.
“Igor,liebchen! Wohin gehst du?”.
Zo te horen is ze nog niet toe aan de andere plannen die Igor vandaag zonder haar heeft. Rini aarzelt geen moment.
“Der kommt mit uns!”, roept hij de vrouw glimlachend toe, “wir sollen gut fur ihm sorgen”.
Langzaam en uitdagend met haar heupen wiegend beweegt de vrouw onze kant op. Haar ontblote borsten ontnemen ons enigszins de adem als ze de deur in ons gezicht dichtsmijt.
“Rot op domme lul”, voegt ze Rini in het Nederlands toe door het snel kleiner wordende kiertje.
Als Igor zich losgeweekt heeft en bij ons achterin de auto zit informeert Rini vriendelijk of Igor ook een vriendin heeft. Het antwoordt is bevestigend. Ze is in Oostenrijk.

index

http://www.bol.com/nl/p/schaduwfietsen/9200000030577461/
(De opbrengst van ‘Schaduwfietsen’ komt geheel ten goede aan het KWF).