(Dit is een publicatie uit het boekje ‘Schaduwfietsen’, dat ik schreef naar aanleiding van de dood van mijn vriend Rini Brienen. We fietsten de Alpe d’Huez op omdat hij dat, een maand voor zijn overlijden, graag wilde. Een verslag van een vriendschap in 21 bochten).
“Wat een briljante naam voor jullie team, Jan”, zegt de man tegen me in het voorbijfietsen. Team “Op karakter” staat er op mijn rug.
“Dank je”, roep ik terug, “we moeten het toch ergens mee doen hè, talent hebben we namelijk niet!.” Tegelijkertijd schiet me te binnen hoe het komt dat iedereen die iets naar mij en Rini roept onze namen weet. We hebben een deelnemersplaatje voorop de fiets waar ze opstaan.
Bewustzijnsvernauwing slaat langzaam toe.
Het begint warm te worden en de zon brand behoorlijk waardoor factor 50 regelmatig gesmeerd moet worden. Ons oog valt op een onbemande grote gele parasol en op een hekje gaat Rini eronder zitten. Ik neem een foto van hem met op de achtergrond het bordje van de bocht.
‘1025 meter, Peter Winnen’ staat erop.
“Ik denk niet dat hoe hard je ook traint, je ooit nog in de buurt komt van de tijden van die jongens”, zegt hij met een licht ironische ondertoon in zijn stem.
“Ik vermoed dat je gelijk hebt, het record staat op iets van 37 minuten geloof ik, van Marco Pantani en Lance Armstrong was een seconde langzamer als ik me goed herinner”.
“Wat is jouw record hier eigenlijk?”, vraagt hij, het zoveelste sportreepje wegkauwend.
“1 uur en 3 minuten”.
“Mmm, niet slecht maar dat is wel een kilootje of 25 geleden of niet dan?”
“Klopt, de zwaartekracht is niet echt mijn vriend meer”, zeg ik.
“Ik ga niet meer aan die training beginnen denk ik, kom sowieso niet meer door de dopingcontrole tegenwoordig”. Met een grote slok uit zijn bidon spoelt hij de nasmaak van het reepje weg.
Igor Obu, heette hij. De man die rond onze beursstand moest gaan stuntfietsen. Een gekke lange Oostenrijker die de zwaartekracht tart op een minuscuul BMX fietsje. Leuk en spectaculair om naar te kijken als hij via een springschans het luchtruim kiest. Zo hoog dat hij een geluidsbox vanaf het plafond van de Brabanthallen in Den Bosch onbedoeld naar beneden kopte. Gelukkig droeg hij een helm. Touché.
“Waar zit ie eigenlijk?”, vraagt Rini terwijl we de weg door de gangen van het hotel zoeken.
“Kamer 52, ik heb de receptie even laten bellen, hij weet dat we eraan komen.”
“Beter, want zoveel tijd hebben we niet meer voordat hij aan de bak moet, de sukkel zal zich toch niet verslapen hebben?”
Ik klopt aan en de deur zwaait open. In de deuropening verschijnt Igor die op zijn beste Oostenrijks zegt dat hij eraan komt, nog even iets aantrekken. We kijken elkaar aan en zijn ineens klaar wakker.
Op de achtergrond beweegt een wel heel erg schaars geklede dame door de kamer onder het uitroepen van Igor’s naam.
“Igor,liebchen! Wohin gehst du?”.
Zo te horen is ze nog niet toe aan de andere plannen die Igor vandaag zonder haar heeft. Rini aarzelt geen moment.
“Der kommt mit uns!”, roept hij de vrouw glimlachend toe, “wir sollen gut fur ihm sorgen”.
Langzaam en uitdagend met haar heupen wiegend beweegt de vrouw onze kant op. Haar ontblote borsten ontnemen ons enigszins de adem als ze de deur in ons gezicht dichtsmijt.
“Rot op domme lul”, voegt ze Rini in het Nederlands toe door het snel kleiner wordende kiertje.
Als Igor zich losgeweekt heeft en bij ons achterin de auto zit informeert Rini vriendelijk of Igor ook een vriendin heeft. Het antwoordt is bevestigend. Ze is in Oostenrijk.
http://www.bol.com/nl/p/schaduwfietsen/9200000030577461/
(De opbrengst van ‘Schaduwfietsen’ komt geheel ten goede aan het KWF).