Geheugensteun

 

Om ons heen de contouren van zijn geboortegrond. Achter de dijk wekken de verzonken huizen de indruk van boven water. Molenwieken slaan zich slagen door de lucht. Verlaten land, bestippeld met schapen. Dikke zwarte grond kopt omhoog tussen zaaigoed, flinterdunne belofte van groen. De wind waait een stilte naar mij toe. Een wilg, een weg, een bord, een richting. Een streep door mijn blikveld houdt zorgvuldig de wolken bij het gras vandaan, de zon schijnt ze aan flarden. Soms lappen er zich een stel en gooien een deken met een gouden randje over haar heen. Winschoten, Delfzijl, Spijk, Uitwierde.
Plekken op zijn lijstje.

‘Hier gaan we heen en ik wil ook aan de haven kijken en een nieuwe haring eten.’
Hij heeft me een briefje gegeven, dat zijn vrouw voor hem maakte, waarop een aantal plaatsen staan genoteerd. Plekken in het Groninger land.
‘Ik ben er op mijn derde jaar vandaan gegaan maar ze zijn hier allemaal nog hoor, mijn familie. Als klein kind kwam ik er nog wel, twee keer per jaar met mijn vader en moeder in de auto. Ik heb mijn leven lang in de stad gewoond, ik hoef niet terug, ik ben een stadsmens. Coevorden is echt iets anders dan dit. Dit was vroeger allemaal water.’

Hij heeft een petje mee om de kwetsbare, flinterdunne huid op zijn hoofd te beschermen tegen de zon. Een wandelstok hersteld het wankele evenwicht dat zijn benen tegenwoordig meestal ontberen. Hij onthoudt niet alles meer, zijn geheugen lijkt hem vooruit te zijn gegaan naar de trillende einder. We doen een roadtrip, opzoek naar bevestiging van zijn eigen vergankelijkheid. In de mist van zijn herinnering aan flarden komen soms heldere dingen naar boven. Hij is trots, trots op zijn vader en moeder. Zijn vader had geen opleiding en leerde van zijn moeder lezen. Begon een winkeltje en legde zo de fundamenten van een familiegeschiedenis.
‘Hier links!’
Zijn schelle stem schrikt me op, ik kan niet links en parkeer de auto.
‘Een stukje terug, daar woonde ze. We hoefden niet op de fiets, ik mocht de auto van mijn vader lenen, dat vonden de meisjes wel leuk. Het was een mooie grote bak. Mijn vriend was een mooie jongen, blonde krullen, echt een mooie jongen. Hij kon ieder meisje krijgen dat hij wilde. Later is hij met haar getrouwd’.

De weg vanuit zijn woonplaats lijkt bezaaid met bommen en granaten uit de oorlog.
‘Met een vriendje gingen we kijken. Er was een bom gevallen in het land van een boer en niet ontploft. Wij op de fiets erheen. Het ding was opengescheurd en we pikten er zoveel kruit uit als we konden meenemen. Dat staken we aan en het gaf een mooie steekvlam, heel fel licht. Een keer deden we dat ’s avonds op straat en kregen een schop onder onze kont van een SS’er. Kwajongensstreken.’

We eten een haring. Als die op is stelt hij schaterlachend vast dat we voorlopig even geen meisjes hoeven te kussen. Zijn wangen krijgen een licht rode kleur en zijn ogen glimmen.
‘We hebben ook eens een taart gebakken, dat was heel wat. Het zal 1941 geweest zijn, er was niks. Ik had vier vrienden en we hadden allemaal iets meegenomen. Daar hebben we een taart van gebakken. In de kajuit van het vrachtschip van mijn vriendje’s vader hebben we dat opgepeuzeld. Dat was wat, dat was heel wat. Het was een goede plek want het schip lag ergens apart voor de wal’.
Op mijn vraag of ze het zo stiekem konden doen is het antwoord glashelder.
‘Nee, we deden het niet stiekem, we hebben het gewoon niet verteld’.

Het geboortehuis van zijn moeder, in Spijk. We kunnen het niet echt meer vinden.
‘Mijn opa was turfschipper, mijn vader woonde als kind op dat schip. Mensen vroegen altijd waarom oma het schip moest trekken, ze vonden opa lui. Dat was niet zo, oma wilde dat het liefst. Ze liet haar gewicht in het leer, waarmee ze trok, voorover leunen en zette dan een stap om niet te vallen. Het kostte zo geen kracht, zo hield ze het vol. Ze wilde niet sturen, ze kon zonder de verantwoordelijkheid. Dit moet het huis zijn,’ zegt hij, het zoeken beu.

Drie keer vragen we de weg naar het gehucht Uitwierde, een in het landschap gesmeten terp met een paar huisjes en een kerk met grafstenen eromheen.
‘Hier links!’
Wederom heeft zijn geheugen hem niet in de steek gelaten. Het blijkt de begraafplaats van zijn voorouders. Trientje Toxopeus en Jan de Boer. Cornelis de Boer, oom Kees, ligt er ook net als andere familieleden.  Met een traditionele ronde om de kerk, waardoor de duivel uitgedreven werd, zijn ze hier begraven. Graven gedolven in 1939 en 1948, van mensen,geboren in 1866. Hij loopt drie keer heen en weer tussen de stenen voordat zijn geheugen terug is. Hij weet het weer en snuit zachtjes zijn neus. Een confrontatie met zijn eigen eindigheid.
‘Het is wat’, zegt hij, voorzichtig zijn stok tussen de zerken plaatsend.
‘Het is wat’.

Ergens, op de terugweg, komt zijn toekomst naderbij.
‘Het maakt mij niet uit hoe ik begraven wordt, ik vind het allemaal wel best. Je krijgt dit lichaam toch niet terug. Je krijgt een ander lichaam, als je dat tenminste gelooft. Er zijn mensen die dat geloven.’
Ik geloof het niet en zeg hem dat hoe je iemand begraaft me vooral belangrijk lijkt voor de nabestaanden. Het antwoord liegt er niet om.
‘Ze zoeken het maar uit. Je hebt het gezien op die stenen. Als ze sterven, en er een tekst op het graf moet, zijn ze allemaal ineens weer in de Heer. Hoe ze leefden, dat is een ander verhaal.’

geheugensteun

Leeftijd

Bij de geboorte van een neefje, Leo IJsbrand Earle, een gedicht over de ongeborenen.

zaad

Leeftijd

 

Je kunt alleen maar hopen

want zeker weten

doe je niet

dat jouw lancering

echt een feest was

als aanstormend spermatozoïde

 

Je denkt na over verwachting

niet van mamma

maar van de rest

van wat ervan zal komen

en of dat het feest

niet snel verpest

 

Wat in diegene ligt besloten

van die jouw afschiet, met een zucht

nog voor je verder bent gekropen

zijn jouw problemen

niet van de lucht

 

Je had veel langer kunnen leven

dan slechts dat wervelende schot

die korte reis,

dat even

je schrikt je echt kapot

 

Van consequenties van verschijnen

geboren en getogen zijn

dan lijkt je kort en bondig leven

als spermatozoïde fijn

Het waren slechts 3 seconden

voor je bent omgekeerd

tegen de stroom en ingebonden

door alleman gepasseerd

 

Je weet het nu

hebt geen bestaansrecht

maar geen vuiltje aan de lucht

je had een kort en bondig leven

was dik tevreden

met die zucht

 

©Romheen

Natte scheet

‘Wat moeten mensen eigenlijk met elkaar, wat zoeken ze?’
De spreekster van deze woorden zit naast me op een boomstam. Ik ken haar niet en weet, net als haar vriendin die aan de andere kant van haar heeft plaatsgenomen, het antwoord niet.
‘Houvast?’, probeer ik voorzichtig.
‘Het is net alsof, als je er twee ziet lopen, de een altijd gelukkiger is dan de ander. Eentje straalt en lacht en de ander loopt er maar een beetje bij met zo’n blik van, mwoa…’
Er loopt een innig gearmd,glimmend stel voorbij.
‘En die dan?’, vraagt haar vriendin.
‘Misschien ligt het gewoon aan mij, ik twijfel tegenwoordig aan alles, wellicht ben ik niet gemaakt voor relaties.’

Ik ben op een relaxed festival met een hoop alternatieve mensen. Als dat iets zegt tenminste. Uiterlijke kenmerken verraden uitgestelde kappers, regelmatig tattoo shop bezoek, losse kledingvoorschriften en een lichte voorliefde voor hennepproducten. Ik ben op een festival waar alles morgen ook nog kan: MañanaMañana. Een weekend vrijhaven op een landgoed in de Achterhoek met veel onbekende muzikanten die soms prachtig, soms afschuwelijk spelen.

mananamanana

‘Het is een kwestie van persoonlijke voorkeur’, zeg ik.
Ze kijkt me aan.
‘Je bent geloof ik je leven lang bezig met de keuzes te maken die echt bij je passen. Je doet er soms lang over jezelf te worden’.
De vrouw begint te vertellen. Ik zit minstens een uur naast haar en luister. Haal een biertje en bied haar een sigaretje aan. Haar geschiedenis is er een waar ik wat vragen bij kan stellen die haar op het spoor van haar verhaal houden. Ze is opzoek naar zichzelf, haar vrienden, haar mogelijkheden en onmogelijkheden. Ze heeft geleerd dat het niet zo eenvoudig is jezelf te worden als je een leven lang alleen maar naar anderen gekeken hebt. We delen overeenkomsten en bevragen elkaar over de verschillen. Ik hoor in haar twijfels meer wijsheid dan in de zekerheden die andere mensen af en toe over mij heen denken te moeten smijten. We balanceren op de boomstam, als op een slap koord waaromheen de ruimte zo oneindig veel groter is dan het stuk touw. De kleine handreiking die we elkaar geven is voldoende om het evenwicht te bewaren. Twijfelen is het begin van alle wijsheid.

‘Gadverdamme, heb jij dat weleens gedaan?’
Achter ons is een drietal jongelingen neergestreken en de afschuw van het meisje in het drietal geldt een van de jongens.
‘Ja, dat heb ik weleens gedaan, jij niet dan?
‘Nee, natuurlijk niet, dat is gewoon goor’.
‘Ik kijk daar anders tegen aan’, zegt de jongen peinzend terwijl hij een lange langzame hijs van zijn jointje neemt.
‘Kijk, als je diarree hebt is het gewoon een teken van lef dat je een scheet durft te laten, ook al weet je dat ie nat gaat zijn’.
De vrouw naast me heeft het ook gehoord en tikt me aan.
‘Over wijsheid gesproken.’

Humor

schaamte

Poëziecafé Het Park Binnen op 17 mei 2016
Locatie : Cultureel Centrum De Kreek,
Weverstraat 24, Oosterbeek.
Aanvang 20:00 uur tot 22:15 uur.
Entree 3 euro.

Beste belangstellende van het Poëzie Café.
Spetterende Finale!!!

”Humor in de poëzie’’

Op 17 mei is het laatste dichters café van het Park Binnen voor de vakantieperiode.
Als altijd in cultureel centrum De Kreek.
Het thema deze avond is “humor in de poëzie”.
Voor de pauze treedt een keur aan dichters die het afgelopen jaar voorgedragen hebben, met gedichten op die op de lachspieren moeten werken.
Na de pauze treedt het voor deze avond nieuw gevormde poëzietrio ”Dichter bij U” op met gedichten, verhalen en liedjes die elkaar tegenspreken, versterken of niets met elkaar te maken hebben.
Dorpsdichter Bianca Hendriks laat zich horen, dorpstroubadour  Dr.Anders speelt en zingt en dichter Jan Eikelenboom praat alles aan elkaar op basis van humoristische thema’s die zowel actueel als verjaard kunnen zijn.

Ze hebben één ding gemeen: ze willen dichter bij U zijn.

Zwangerschapsduiken

zwangerschapsduiken

Ik leg het je uit, hoe ik het gedaan heb. Het is gemakkelijk als je iets van fietsen weet, en van de werking van velgremmen, maar niet noodzakelijk. Ook basale kennis van natuurkunde kan helpen, iets over de zwaartekracht in het bijzonder. Wederom, niet noodzakelijk, ik leg het je uit.

Ze is zwanger, hoogzwanger. Ik vind haar, keer op keer, terug in een horizontale staat van zijn, zonder bewustzijn, naar haar luide gesnurk te oordelen. De dokter moedigt bewegen aan. Dat doen we al, op de racefiets. Er is echter een probleem; haar buik, onze aanstaande eersteling, past niet meer tussen stuur en zadel. In mij, als aanstaande vader, dient zich handigheid aan, iets dat ik eerder nooit bezat.

‘Ik weet een oplossing, lief.’Ik wil scoren. Ik draai het kromme stuur een halve slag omhoog zodat ze het, inclusief buik, kan bereiken. Trots op mijn eigen inventiviteit doe ik het haar voor, fiets haar tegemoet.

‘En zo, kun je remmen’, roep ik haar toe, terwijl ik voel dat ik op wrede wijze de wetten der natuur overtreden heb. De handgrepen van de remmen heb ik niet verplaatst en ,door mijn eigen gewicht, druk ik ze onbedoeld keihard in. Ik maak een zwangerschapsduik en kus met mijn lippen het asfalt aan haar voeten. Haar bewonderende lach vliegt gierend uit de bocht. De zwaartekracht heeft een deuk in mijn ego geslagen en als ik opsta geeft ze mij kusjes. Ik neem haar niets kwalijk. Niet de liters ijs, die ik ’s avonds voor haar haal. Niet het slapen, elders, door haar gesnurk. Niet de tand door mijn lip en ontvelde handen.
Ik heb gescoord.

Voorstelling

Het scherm op de achtergrond toont een hand, een hand met een potlood. Tergend langzaam veranderen de abstracte lijntjes, in de contouren van een gezicht. Het is de hand van een jongen met het syndroom van Down. Zijn moeder staat voor het scherm en vertelt. Over zijn geboorte en opgroeien. Over de reacties van haar dierbaren en verplegend personeel. Over haar eigen reactie en die van haar man.

‘Het kind achter de ogen’, is een voorstelling van de Israëlische schrijfster Nava Semel,  in 1988 voor het eerst opgevoerd. Nu, in de reprise, in het kader van wereld Down dag, wederom op de planken gebracht. Ik bekijk het in de Zocherlounge te Haarlem, een klein, intiem podium dat een naam begint te ontwikkelen in het tonen van ‘dingen die ertoe doen’, zoals de eigenaren het zelf verwoorden.(klik hier voor de link).Gedateerd, is mijn eerste gedachte, bij het verkennen van de inhoud. Maar ik vergis me. In de zaal zitten mensen, ouders van kinderen met het Down syndroom, die de geschetste omstandigheden als zeer actueel betitelen. Met name de getoonde reacties van verplegend personeel en artsen blijken herkenbaar. Het gesprek achteraf toont, dat er in onze huidige maatschappij, steeds minder geld beschikbaar is voor de specialistische verzorging die deze kinderen en volwassenen nodig hebben. Onze overheid gaat nog een stukje verder en volgt de Denen en IJslanders in hun beleid, namelijk, het voorspellen chromosoomafwijkingen voor de geboorte. Er ligt een wetsvoorstel op tafel waarbij de Nipt test gebruikt gaat worden. De Nipt test is een eenvoudig bloedonderzoek; een prikje in je vingertop en je weet binnen 3 minuten of het ongeboren kind een chromosomen afwijking heeft. Ouders voelen dit als een ontkenning van levensrecht van hun kinderen. In de race, een betaalbaar gezondheidssysteem te ontwikkelen, gaat de overheid voor hen veel te ver. De voorstelling geeft mij een indruk van de omstandigheden waarin deze mensen zich bevinden. Van de liefde voor hun kind en vooral van de onvoorwaardelijke liefde en levensvreugde van hun kind.

Ik word overvallen door een gevoel van eenheidsworst; de machine in en er als gehakt weer uit. Lang leve de maatschappij zonder uitzonderingen. Allemaal samengepakt in een kleurloze middenlaag zonder al te grote afwijkingen. In dat kader zouden we, zeker gezien de maatschappelijke kosten die ze met zich mee brengen, een test moeten ontwikkelen die een voorspellende waarde heeft op het gebied van financiële expertise en morele ontwikkeling. Zodoende kunnen we wellicht voorkomen dat aanstaande bankdirecteuren het levenslicht zien. Een kostenbesparende variant waar de overheid mee uit de voeten kan, me dunkt (Joris Luyendijk, eat your heart out).

Een vader verwoord zijn woede door te stellen dat de overheid het ‘hem het maar uit laat zoeken’. Waarom doet hij dat eigenlijk niet? Het uitzoeken. Zijn deze ouders, net als velen van ons overigens, dusdanig gepamperd door overheidssubsidies,dat ze denken zich een recht verworven te hebben? Ze gedragen zich als verwende kinderen die vasthouden aan wat er altijd geweest is en kunnen niet vrij nadenken over hoe het anders kan. Ik kan, zeer generaliserend, de zorgwereld nog niet echt betrappen op ondernemersgeest en vernieuwingsdrang. Desalniettemin zijn er al veel voorbeelden van een andere insteek bij deze uitdaging. Er wordt vernieuwd en zelfstandig nagedacht over de uitdagingen, die de zuinige overheid met zich mee brengt, voor hulpbehoevende doelgroepen, waarvan de kinderen met Down er één zijn.

kindmetdown

De hand op het scherm heeft de tekening bijna af. Het gezicht heeft kleur gekregen. De jongen met het Downsyndroom een stem. Een stem die gehoord mag worden maar ook een stem die zichzelf opnieuw uit moet vinden. Omdat ‘het kind achter de ogen’ een aanwinst is, een verbreding van ons kleurenpalet, waardoor de vraag een uitdaging wordt. Ik maak me er een voorstelling van.

Voor ons allemaal.

Klik hier voor meer informatie

Jenseits der Grenze

De vijftien foto’s, die ze van me namen, de Duitsers, liggen gestapeld op tafel. Als mijn geheugen in flarden beeld dat me, op het langzaam vergrijzend celluloid, meeneemt. Witte lokken brengen jouw naam naar boven. Christoff Werschkull. Dein partner von jenseits der grenze.

‘Hallo Jan, Christoff hier, wie get’s?’ Am Apparat een gedreven mens, flamboyant, aimabel en onberekenbaar. Zijn Deutsche gründlichkeit heb ik vaak voor onbehoorlijke bemoeizucht aangezien. Buitenaardse verkooptargets geïnterpreteerd als pogingen tot afpersing. Ik wil je daarover nog iets uitleggen, Christoff, een laatste woord wijden aan mijn misverstaan.

Met de groep verkopers lopen we langs de oevers van de Bodensee. Zwitserland kijkt toe vanaf de overkant. Je bent jarig en hebt, na teveel bier en schnitzel, eindelijk tijd gemaakt om het cadeau in ontvangst te nemen.

‘Na Jungs, kommt zeig es mir endlich!’ De stemming is jolig, jongensachtig en er hangt ongein in de lucht. Brallend over de promenade vervolgt de groep haar weg in de richting van waar ik slechts landerijen vermoed. Meegenomen naar de aangekondigde Überraschung die de boys voor je bedacht hebben. Binnen de groep mannen is het niet uitgesproken, maar de wereld is vannacht van hen. De nachten zijn hier anders, jenseits der Grenze. Er staat een huis, een huis alleen. Boven de voordeur schijnt het flauwe licht van een schommelende buitenlamp, die jou van bewegende schaduw voorziet wanneer je aanbelt. Op een meter of tien kijken we toe. In de deuropening verschijnt een oudere vrouw wiens gestalte contouren krijgt door het gekleurde licht, dat haar van achter beschijnt. Breed lachend kijk je om en steekt je middelvinger naar ons op terwijl je naar binnen loopt. Joelend en fluitend strompelen de dronken mannen rond het huis, als een roedel wolven in afwachting van het weerkeren van hun leider. Op de eerste verdieping gaat een raam open.

‘Verdammt nochmal, kommt rein oder haut ab!’

Als we, een uurtje later, terugwankelen naar een Kneipe die nog open is, kom je naast me lopen en slaat je hand om mijn schouder. De lantaarns langs de straat maken jouw lokken zwart-wit. Je informeert wanneer ik jarig ben, ik lieg erover omdat ik bang ben ook zo’n cadeau te krijgen. Je vraagt me naar de foto’s. Hoeveel er van mij gemaakt zijn.We hebben het er vaker over gehad met telkens hetzelfde resultaat; je werd er furieus over en raadde me aan ze gewoon weg te smijten.

‘Die Autobahn’, zei je altijd, ‘ist da zum fahren, nicht zum spazieren.’

boete-flits

Ik heb ze nooit weggegooid. Ze liggen hier voor me, de foto’s. Geportretteerd tijdens snelheidsovertredingen op de Duitse Autobahn. Ik zie mezelf, duidelijk zichtbaar achter het stuur, terwijl ik het gevoel probeer terug te halen. In de hoogste versnelling raas ik door de tijd dat ik je meemaakte. Sta stil, bij de auto’s die je versleet, je gouden kettingen, de vrouwen die je kaapte, jouw uitspraken, de ongekende levenslust waarmee je mij overviel.

‘Hallo Christoff, Jan hier, dein partner von jenseits der Grenze.’

Feiten

Vanwaar ik zit, zijn ze goed te zien, de vrouwen aan de lange tafel. Ze zijn met acht, en twee mannen. Drie mannen eigenlijk, maar de derde is vooral gespreksonderwerp. Heico, zo heet hij,zit niet aan. Ik kan ze goed verstaan, steeds beter naarmate tijd verstrijkt, niet perse omdat ik dichtbij zit. De vrouwen lijken op elkaar. Vier van hen zijn, ingeschat, in leeftijd tussen de veertig en vijfenvijftig, allen een variatie op eenzelfde thema. Hoogblond, zwarte kleding met een vestje, in zachte tinten roze, grijs, zilver of beige. De kleding zit her en der wat strak, vooral ter hoogte van boezems.De andere vrouwen aan tafel zijn jonger en wijken af, qua kleding en uiterlijk. Ik schat in dat het hier om een kerstdiner gaat waarbij de focus gedurende het verloop van de menukaart een beetje verschuift.

menukaart-kerstdiner

De derde man,één van de vrouwen schetst zijn achtergrond. Heico is een probleemcollega die, zo te horen, niet voor niets verstek heeft laten gaan. Hij zit thuis in de ziektewet en dat is, getuige de levendige schets van de vrouw, niet voor het eerst. Haar beknelde, meebewegende borsten zetten haar woorden kracht bij.
De mannen aan de tafel nemen hun taak serieus, en schenken nog eens bij. Beide in stemmig donkerblauw gekleed, knikken ze op tijd, zeggen op tijd ‘O,ja?’, lachen desgewenst vriendelijk, en betrekken afdwalers en wegdromers charmant weer bij het gesprek, dat inmiddels de gehele tafel bestrijkt. Dit onder de bezielende leiding van de blonde vrouw die de inleiding verzorgde, maar haar plaats op het spreekgestoelte in het midden van de tafel, niet meer af lijkt te willen staan. Zij en Heico hebben de degens al eens eerder gekruist. Tot aan de rechtbank toe heeft hij haar het leven zuur gemaakt, met zijn niet reële eisen, vulgaire grappen en vage klachten. De tafelgenoten buigen zich na haar oratie in kleine groepjes uiteen en bespreken de onmogelijkheden van functioneringsgesprekken, coaches op de werkvloer, Arbo omstandigheden en seks met de baas. Dit laatste onderwerp hoor ik niet later meer terug in de plenaire vergadering. Als de werkgroepjes de feiten op een rijtje hebben neemt de voorzitster wederom het woord.
‘Hij heeft me gezegd dat hij wel weer terug wil komen, wip op de dertigste even langs, was zijn mededeling. Stuurde me een mailtje, alsof het de gewoonste zaak van de wereld was.’
De vergadering wordt onrustiger en rumoerig, de gastheren schenken nog eens in.
“En dan ook zo’, ze hapt even naar adem, ‘zo geniepig, zo gluiperig, vlak voor de deadline!
Met een samengebalde vuist knijpt ze haar servet tot moes en veegt iets uit haar mondhoek.
‘De vorige keer heeft hij me dat ook al geflikt. Het is een ellenlang traject geweest, tot de rechter aan toe. Daar kun je ook niet meer op vertrouwen, is mijn ervaring. Flapdrol’.
De mannen schenken grinnikend nog eens bij.
‘En dat zijn dus gewoon de feiten he?’, zegt de voorzitster, terwijl ze de tafel rondkijkt. De vergadering knikt terug.
Ik wacht het verdere verloop van het kerst bacchanaal niet af en loop langs de lange tafel naar de uitgang. In het voorbijlopen zie ik dat een van de nieuwkomers een kerstgeschenk naast haar stoel op de grond heeft gezet. Een wijndoosje met een kaartje van hun bedrijf eraan.
‘Pro feit’ staat erop.
Ik geef Heico slechts de schijn van kans.

de handschoen(slot)

Abrupt stond hij op van zijn stoel.
‘Uw diensten,voor een paar suède handschoenen?’
De jonge vrouw draaide zich naar hem toe en keek hem glimlachend aan.
‘Ja, en de etiquette van een goede weddenschap schrijft voor dat u elk bod dat gedaan wordt moet aanvaarden. Zeker wanneer dit een heer van stand als uzelf betreft.’
‘Akkoord’, sprak hij aarzelend,’Als u het zo wilt’.
‘Mooi, dat is dan afgesproken’. Ze liep naar de deur waar ‘spreekkamer’ op stond. Toen ze er vlakbij was, draaide ze zich half om en keek hem aan.
‘Is het nou waar? Van die subsidie?’
De jonkheer bedacht dat deze vrouw enkele kwaliteiten bezat die hij doorgaans alleen bij de freule ervoer. Hij kon ineens geen reden meer verzinnen om haar een antwoord te onthouden.
‘Nee mevrouw, het is niet waar’, zei hij, terwijl hij langzaam van zijn ene voet op de andere bewoog. ‘Er is sprake geweest van ernstige vormfouten in de behandeling van de aanvraag, die over het hoofd gezien zijn door de controlerende instanties in Brussel. Volgens vastgelegd protocol wordt dan eerst de verkregen subsidie teruggevorderd, nog voordat er uitgebreid onderzoek verricht is. Aangezien er niets terug te vorderen viel, is er in dit geval beslag gelegd. Het is een beetje de omgekeerde wereld, waardoor meneer Van ‘t Hek gelijk denkt ons naar het rijk der fabelen te kunnen verwijzen. Het tegendeel is hier echter aan de hand. Het is nu aan ons om onze onschuld te bewijzen”.
‘En?’
‘En wat?’
‘Kunt u uw onschuld bewijzen?’
Langzaam liet Terbrueghe zich in een stoel zakken.
‘Dat is een verdraaid lastig verhaal mevrouw, de vergissingen van ambtenaren in Brussel zijn moeilijk aan te tonen. Daar hebben ze eindeloze commissies van beroep voor in het leven geroepen. We mogen al blij zijn als we er uiteindelijk zonder boetes vanaf komen. Onze advocaten hebben het er momenteel druk mee.’ Flauwtjes glimlachend tikte hij met zijn handschoenen op de rug van zijn hand.

De deur van de spreekkamer zwaaide open en een breedgeschouderde man in een donkerblauwe overall verscheen in de deuropening. De jonkheer zag hoe de jonge vrouw verwachtingsvol naar de man keek.
Met een oude smoezelige lap veegde hij het zweet van zijn voorhoofd.
‘Zo mevrouwtje, dat probleem is verholpen. U bent verlost van de tropische temperaturen, en de verwarming werkt weer naar behoren. Als u hier even de werkorder ondertekent, dan ziet u de factuur wel via de mail verschijnen van de week.’
Hij wapperde met een papiertje dat ze uit zijn hand pakte en meenam de spreekkamer in.
Terwijl hij geduldig wachtte zette de man zijn gereedschapskist op een van de stoelen, en nam de jonkheer van top tot teen op.
‘Die gaat u hier niet nodig hebben’, zei hij wijzend op zijn handschoenen. ‘Of is zij er misschien eentje die je niet zonder kunt aanpakken?’
De jonge vrouw verscheen weer in de wachtruimte en gaf de man het briefje. Gniffelend om zijn eigen gevatheid pakte hij zijn spullen bij elkaar en liep naar buiten.
De groezelige lap hing een stukje uit de achterzak van zijn overall.
‘Hartelijk bedankt voor de snelle service,’ riep ze hem na en richtte haar blik op de jonkheer.
‘En?’ sprak ze glimlachend, ‘wilt u nog van mijn diensten gebruikmaken?’

schaamte

Spiegelbeeld

(Bij mijn kapper is onlangs voor de zoveelste keer ingebroken. Er wordt telkens veel vernield maar niets gestolen. Hieronder zijn beroeps-gedeformeerde commentaar.)

“Ha ja, verknipt in laagjes, zo wordt ik ook weleens genoemd. Ik kan het hebben hoor, permanent op mijn qui-vive als ik ben voor dit soort uitwassen van de menselijke geest. Ze weten niet echt wat ze ermee aanrichten hè, de stakkers met hun wilde haren, eigenlijk om heel erg meelij mee te hebben, zo’n dwangmatige fixatie op andermans leven.

Ik bedoel, wie, met het goede verstand onder de donkere krullen, doet er nou zo iets? Dan moet je toch zeker slecht zijn tot in je allochtone haarwortels! Ik zeg het je, het zijn eigenlijk zulke kleurloze figuren, daar helpt geen spoelinkje meer tegen hoor. Ik zou ze graag eens in deze stoel willen zetten en vragen: Zeg darling, wat heb je zelf in gedachten? En ze dan zonder pardon in de glasheldere spiegel laten zien dat verknipt in laagjes echt het beste bij ze past hè, ik kan het weten hoor en bovendien; als je door mij geschoren wordt kun je beter stilzitten. Revitaliseren, die hele handel! Tsss, ik bedoel, om helemaal opgeknipt van te raken toch?

Normaal ben ik niet zo rancuneus hoor maar dit is nou al de vierde keer in twee weken! Toen ik het vanochtend zag, je zou de extensies uit je haren trekken. En slapen doe ik ook al nauwelijks meer.

Na zoiets wil je er alleen nog maar van weglopen, geloof me, even helemaal er tussenuit en slechts dromen van warme föhnen en weelderige watergolven. Maar ja, dat tropisch eiland blijft meestal onbewoond hè. Ach ja, het is nou eenmaal een dun lijntje tussen geknipt en verknipt zullen we maar zeggen.

Goed, lieverd, kijk eens even naar jezelf.

Like what you see?”

alsjehaarmaargoedzit