Fris Fries.

“Schnitzel en een halve liter”, antwoordt ze bedachtzaam.
“Vanmiddag was het wel druk. Veel Duitsers. Negentig procent van onze gasten zijn Duitsers”.
Het restaurant in Harlingen is nagenoeg leeg en ze zit blijkbaar om een praatje verlegen. Het antwoord op de vraag of het gesmaakt heeft wordt gesmoord in haar behoefte.
“En het is zo apart hè. De vrouwen drinken halve liters en de mannen wijn”.
Ze moet er een beetje om grinniken.

Bedachtzaam.
Voldoet goed als omschrijving voor haar manier van spreken.
Haar dikke Friese tong vouwt zich herkenbaar om de klinkers heen.
Een innige omhelzing zonder horloge.
Eentje die er de tijd voor neemt.
Medeklinkers aan de kant.
Nee, in het gareel.
Vrij baan voor de frisse Friese klinkers.
Kraakhelder en spatvrij.
Autonoom bijna.
De è van kèn nèt geeft de woorden bijna vanzelf hun betekenis.
Probeer het maar.
terschelling

Roep in een groep kennissen de è langgerekt en achteroverleunend en de kans is 50% dat je ergens kèn nèt hoort. De andere helft is het geblaat van geiten. Ik ken geen andere taal waar medeklinkers futieler zijn. Er niet toe doen. Door die innige omhelzing van tijdloze klinkers. Een schijnbaar eeuwig durend, hoorbare streling van tong en gehemelte. Alsof de rust die je op de boot naar Terschelling overvalt een stem gekregen heeft. Of beter nog, een klankbord. Zeg iets terug en je krijgt het weerkaatst in je gezicht: bedachtzaamheid.
Je gaat ervan opzoek naar tijd.

Gewist verleden

Hopend op een beter idee  zet hij zijn handen in zijn zij. Gedachten dwalen door zijn hoofd als de wolken langs de mand van de luchtballon waar hij in staat. Er schiet hem niets te binnen. Hij leunt voorover en probeert te lezen wat er op de zijkant staat.`Een keuken op hoog niveau`, stond er in de folder. Je kunt er met acht mensen in dineren. Ze zijn met zijn drieën. Vier, als je de ballonvaarder meetelt. Vijf. Er is ook een kok.
“Haute cuisine,” grapt de ballonvaarder. Ze blazen in een volle vissoep met heerlijke schelpdieren en clams, strandgapers in goed Nederlands. Een zoete sekt om ze weg te spoelen. De ballonvaarder weet ook hier een slechte grap over. Zijn vader en moeder vinden het fantastisch.

Het moest er een keer van komen. Paul Johannes Verborg had het zijn ouders beloofd. Op deze manier zou hij zijn geboortedag uit het jaar 1939 nog eens met ze vieren. Nu kon het nog. Het was een dag van herinnering voor de Duitsers van toen. Wat ze herdachten heeft hij niet onthouden. De vijftig jaren sindsdien zijn voorbijgevlogen. Zijn ouders zeggen het ook niet meer te weten. Van zijn moeder kan hij het zich wel voorstellen. Ze kan zelfs niets meer terughalen van Paulus’ geboorte.
“Ik ben  jouw verwekking ook vergeten”, grinnikt ze met haar mondhoeken omlaag. Zijn vader nipt zwijgend van zijn glas. Haar verzorgers wijten het aan de voortschrijdende dementie maar zelf denkt ze dat ze het gewoon vergeten is.
“Ik heb een slijtlizenz”, zegt ze glimlachend terwijl ze haar glas ophoudt. Over het geheugen van zijn vader is Paul onzeker. Hij  is altijd een zwijgzame man geweest en op vragen over die tijd was er meestal een ontwijkend antwoord. Als hij er al naar gevraagd heeft. Het onderwerp is in de loop der jaren onbespreekbaar geworden. Weggemoffeld. Als de ballon over de bunkers van de waterlinie zweeft tuurt de oud geworden man lang uit over de vervlogen geschiedenis die zich onder hem openbaart.
“So ziet het er ganz anders uit”, zegt hij zachtjes.

“Ik moet jullie iets vertellen”, zegt Paul als de soep op is. Ze kijken hem verwachtingsvol aan.
“Ik ga die bank beroven”.
De kok verdiept zich in het hoofdgerecht. De ballonvaarder draait het gas open. Ze stijgen.
“Ik loop naar binnen en neem onder bedreiging van een automatisch geweer mee wat rechtmatig van mij is. Er vallen geen gewonden. Ik gijzel de bankmedewerkers en hun klanten. Het zal misschien een paar dagen duren.”
Zijn vader kijkt hem meewarig aan.
“Die bank? Daar kom je nooit mee weg Johann en bovendien, het is het niet waard. Het ist maar papier. Laat het roesten”.

Paul’s handen omklemmen de reling van de mand waarin het gezelschap door de lucht vaart.
“Voor jou is het verleden Pappa, maar voor mij is het die zukunft. Ik wil zo niet verder door het leven. Die verklaringen over dat hakenkreuz wegen me te zwaar.Ze gaan me ermee chanteren als jullie dood zijn. Ik wil jouw leven niet voortzetten, ik wil mijn eigen leven beginnen.”
Hij pakt de fles sekt en schenkt zichzelf en zijn moeder nog eens bij.
“Ik loop gewoon naar buiten met wat mij toekomt. Met wat uns toekomt en niemand zal me tegenhouden, achtervolgen of komen zoeken. Daar zorgt Herr Direktor wel voor. Ik vermoed dat hij ook graag van zijn verleden afgeholpen wil worden. Het ligt daar maar als een tikkende tijdbom. Wij leven onder een constante bedreiging van de waarheid. We zijn alleen vrij zolang die kluis dicht blijft.”
De chef dient het hoofdgerecht op. De geur van schweingebrat met verrukkelijke bijgerechten vult voor even het vacuüm onder de hitte van de vlammen boven hen.
“Ik lik hier echt mijn vingers bei af jungs”, zegt moeder glunderend terwijl  ze haar glas heft naar beide mannen, “was für eine gute  erinnerung. Mein Johann. Mein Pauli.”
Paul pakt haar hand en drukt er een kus op. Haar dunne witte vlashaar wordt licht getoucheerd door de wind. Zijn vader nipt zwijgend van zijn glas.

De kok heeft gezien wat Paul Johann opgevallen is en glimlacht minzaam naar hem. ’24 kitchen television’ staat er op de zijkant van de luchtballon.
“We nemen alles op”, zegt hij verontschuldigend en wijst op de camera’s bovenin de mand.
“Het is verplicht gesteld door de verzekering voor het geval er iets mis mocht gaan. De beelden zijn privé hoor. Uw feestje wordt gewist zodra we veilig geland zijn. Zal ik u nog eens bijschenken?”
luchtballon