Meneer van IJkelenburg

“Nee hoor mijnheer, dat wordt hier allemaal voor u gedaan”, zegt ze op mijn vraag of ik me van tevoren had moeten douchen met desinfecterende shampoo. Het antwoord lucht me op. De geur van die roestbruin gekleurde rotzooi zit voor eeuwig in mijn reukgeheugen verankerd. Het doet me denken aan de lange ziekenhuisgangen die me als klein kind paniekaanvallen bezorgden. In België, zes jaar geleden, moest dat wel. Ik stond te janken onder een douche van Lysol voordat ik een nieuwe heup kreeg. We zijn zes jaar verder en schrijven deel twee. De ander heup is aan de beurt. In Nederland dit keer. Met eenzelfde wedstrijdspanning in mijn lijf ben ik het ziekenhuis binnengelopen en heb een blauw te kort operatiejurkje aangetrokken. Het is negen uur in de morgen en ik wordt weggereden door twee verpleegsters naar de operatiekamer. Klim op de operatietafel en wordt als een soort liggende Jezus vastgesnoerd en aangesloten op allerlei systemen. Aan de muur hangt een lichtbak met een röntgenfoto  van mijn heupen . Een vernieuwde van metaal en een versleten van mijn eigen materiaal. De chirurg zet een kruis op het goede been en knikt. “Mooi roze”, is zijn commentaar. Als ik me lig af te vragen wat hij daar precies mee bedoeld slaat de anesthesist toe. Ik ben weg.
“Ha, hier wordt iemand een beetje wakker, hoort u mij?”
“Wilt u misschien een water ijsje? Welke smaak?”
Tussen de twee vragen zit minstens een half uur maar ik ben de anesthesie nog aan het verwerken. Het wordt bosvruchten. Het voelt lekker koel en vochtig.
“Wat is er met je been? En waarom is dat helemaal zo gedaan?” Ik kijk niet begrijpend naar mijn been en weet het antwoord niet. Over de gang zie ik mensen voorbijlopen met roze benen en krukken.
rozebeen
Vanuit de weelderige wereld van morfine voer ik een aan flarden geschoten gesprek met mijn partner die aan mijn bed staat. De nacht na de operatie is er een die ik deel met de nachtzuster. Elk uur komt ze als een vuurvlieg met een zaklamp de kamer binnen om te kijken of het goed met me gaat. In de vroege ochtend begin ik te beseffen dat alles gelukt is. Bevangen door de euforie van opluchting sta ik voorzichtig naast mijn bed en wordt er snel weer in terug gekieperd door een verpleger. Euforie is een gevoel, geen realiteit. Hij veegt het klamme zweet van mijn hoofd en kijkt naar een mededelingenbord aan de muur. Mijn buurman is opa en zijn kleindochter heeft iets liefs voor hem opgeschreven. De verpleger concludeert dat hij het niet eerlijk vindt dat ik zoiets niet heb. Ik protesteer dat ik geen opa hoef te worden.
“Wat dacht je van kunst, kun je het meenemen want ze betalen tegenwoordig miljoenen voor die dingen”. Hij doelt op de kunstaankoop van Nederland en Frankrijk wat zijn voorstellingsvermogen enigszins te boven gaat. “Volkomen inhoudsloos”, is zijn commentaar. Langzaam tekent hij zijn bijdrage op het bord.
“Hier heb je kunst met inhoud. Zal er de waarde bijzetten, dan heb je er nog wat aan als je weer kunt lopen”.

IJkelenburg
.

3 gedachtes over “Meneer van IJkelenburg

Plaats een reactie